De Corona’s

‘Wanneer gaan de Corona’s nou eens weg?’ vroeg de zesjarige dochter van mijn vriendin aan haar ma. Haar ma wist het niet. Niemand weet het.
De dochter van mijn vriendin wil weer naar school, naar haar vriendjes en vriendinnetjes, naar haar juf en naar zwemles. Maar een onzichtbaar iets zorgt ervoor dat dat momenteel allemaal niet mogelijk is. Voor iedereen ziet hierdoor de wereld er heel anders uit dan twaalf maanden geleden.
‘De Corona’s’ zijn bij mij geweest. In mijn huis en in mijn lijf. Half december kreeg ik op een avond veel spierpijn en m’n neus zat dicht. De volgende ochtend voelde ik me niet fit, dus besloot ik om me te laten testen op Covid-19. Gewoon, als protocol, omdat ik in een aanleunappartement woon van een WoonZorgCentrum en het zekere voor het onzekere wilde nemen. Een verpleegkundige van hier nam de test af. Een dag later las ik in mijn digitale patiëntendossier ‘Covid-19: positief’. Ik geloofde het niet en logde opnieuw in. Maar het stond er echt. Gespannen lichtte ik een zorgmedewerkster in. En de bijbehorende maatregelen werden getroffen. Ik mocht veertien dagen mijn appartement niet uit en de zorg mocht alleen in Covid-pak binnen.
Ik werd zieker en had een aantal dagen behoorlijke koorts, veel spierpijn en was misselijk. Ik maakte me zorgen. Op tv en radio ging het zowat alleen maar over corona en de gevolgen daarvan. Ik zag zieke mensen op IC-afdelingen van ziekenhuizen en was bang dat ik daar ook terecht zou komen.
De huisarts, ook in Covid-pak, kwam op mijn verzoek naar mijn longen luisteren maar die waren gelukkig schoon. Hij adviseerde me om zoet en zout af te wisselen en verder gewoon uitzieken. Na zijn bezoek was ik wat gerustgesteld.
Voor het eerst in mijn leven was ik met Kerst alleen. Een beschuitje en een beetje soep was mijn kerstmaaltijd. Het kon me allemaal niet zo veel schelen. Ik wilde alleen maar slapen en beter worden. Toen de koorts eindelijk wat ging zakken, knapte ik wat op. 31 december mocht ik naar buiten. Het waren heftige twee weken geweest. Ik besefte dat ik geluk had gehad. Geluk omdat ik geen problemen met mijn longen had gekregen.
Inmiddels sport ik weer onder fysiobegeleiding. M’n conditie heeft een flinke dreun gehad, maar het komt goed.
Via een internetverbinding heb ik elke maandag en vrijdag een uur contact met de juf en de kinderen van groep 8 van mijn vrijwilligerswerk. Zo blijf ik toch nog een beetje op de hoogte en blijven we elkaar spreken en zien.
Als het weer het toelaat, ga ik naar buiten met m’n cabrio (lees: elektrische rolstoel). Frisse lucht, de wind door mijn haren, het uitzicht van een Zeeuwse polder doen me goed. Maar toch blijft er nog iets knagen in me. Ik zou zo graag willen weten van wie of wat ik het virus heb opgelopen, zodat ik weet wat ik in de toekomst nog beter kan doen dan een mondkapje dragen, afstand houden waar dat mogelijk is en tig keer mijn handen wassen. De gedachte dat ik dit nog een keer kan meemaken, benauwt me. Het feit dat ik er geen controle over heb, benauwt me.
De zesjarige dochter van mijn vriendin weet dat de ‘Corona’s’ bij mij zijn geweest. Regelmatig zat er een tekening van haar en haar zus bij de boodschappen die mijn vriendin voor me deed en doet. Ze weet ook dat de Corona’s nu uit mijn huis en mijn lijf zijn.
Nu nog uit de rest van de wereld.