De kloof tussen ambtenaren en gehandicapten
Onbedoeld is er soms een diepe kloof tussen beleidsmakers en gehandicapten. Beide partijen zien nog steeds geen kans die te overbruggen. Een paar voorbeelden:
De afstandelijke ambtenaar:
‘Een kwestie van enige bestuurlijke importantie’
Voor de ingang van de Sociale Dienst staan vijf gehandicapten te wachten voor een gesprek met de directeur, over gehandicaptenbeleid. Ze zijn te vroeg, maar je weet nooit of de rolstoeltaxi wel op tijd is. Vijf minuten voor de afspraak komt de directeur naar buiten.
‘Excuseer mij dames en heren, maar er is een kwestie van enige bestuurlijke importantie tussen gekomen. U kunt bij het secretariaat een nieuwe afspraak met mij maken. Goedemiddag.’ Gehaast loopt hij naar zijn auto.
Vijf mensen hebben voor niets een taxi laten rijden. Drie hebben hun afspraak met de thuishulp verzet. Twee voelden zich beroerd, maar hebben hun energie bij elkaar geschraapt omdat dit belangrijk was.
De kloof is opeens dieper.
De onderschattende ambtenaar:
‘Toch fijn he, dat jullie op deze manier nog wat te doen hebben’
Het vijftig plus stel is allebei chronisch ziek en rolstoeler. Ze werken zich te barsten voor een gehandicaptenplatform. Vergaderen, lezen dikke nota’s, adviseren, testen en rapporteren over toegankelijkheid (waar vervolgens niets mee gedaan wordt). Alles pro deo.
Klokslag 16.00 uur verlaten de ‘beroeps’ de vergadering, en laten de troep achter voor de gehandicapten. Voor de ambtenaren zit de werktijd erop en gemeente bezuinigt op schoonmaakpersoneel.
Een senior vrouwelijke welzijnsambtenaar loopt door de gang en komt even binnen. Ze slaat haar arm moederlijk om het stel heen en zegt voldaan; ‘Toch fijn he, dat jullie op deze manier nog wat te doen hebben.’
Bijna krijgt de man een woedeaanval. Alsof hun werk een bezigheidstherapie is. Het is gewoon een onbetaalde parttime job, verricht met een ziek lichaam.
Hij houdt zich in, en antwoordt; ‘Wij zouden graag willen dat jullie óók meer te doen zouden hebben. Met de uitvoering van gehandicaptenbeleid bijvoorbeeld.’
De welzijnsambtenaar kijkt niet begrijpend. Ze ziet de kloof niet, die ze zojuist zelf heeft gemaakt.
De terugkrabbelende ambtenaar:
‘Wij dachten dat het alleen iets voor tussen de oren was’
Lang geleden werden door de Verenigde Naties ‘de Rechten voor Gehandicapten’ voor toegankelijkheid, onderwijs, werk, inspraak etc. vastgesteld. Die werden door Nederland in 2007 onderschreven, maar nog steeds niet uitgevoerd. Er kwam een project, ‘Agenda 22,’ waarbij deelnemende gemeenten de toepassing konden voorbereiden.
Die bestond uit het samenstellen van een stuurgroep, waarin belangenverenigingen en ambtenaren vertegenwoordigd waren, en een brede inventarisatie maken.
Een bepaalde gemeente deed schoorvoetend mee en organiseerde drie trainingsdagen voor de stuurgroep.
Daarna kwam het moment dat de gemeente moest tekenen voor concrete toepassing in hun lokale beleid. En toen haakte ze af.
‘Wij dachten dat het alleen iets voor tussen de oren was’ was hun excuus.
Even leek de kloof gedicht, maar toen was hij dieper dan ooit.
Hoe kunnen we die kloof dichten? Ik nodig ambtenaren uit om via een column hun ervaringen te delen over de communicatie met òns.
Wat kunnen we allebei verbeteren?