Columns

De Wiebelaar

30 april 2012, Supportbeurs

Regelmatig kom ik hem tegen bij onze buurtsuper. Een man van in de vijftig. Hij draagt een grote, grijze baard, plus een Zeeman broek en jack, en een boodschappenmandje met vrijgezellige dingen. Een pak melk. Een kant en klaarmaaltijd. Een halfje volkoren. Niks bijzonders, totdat je blik hem langer volgt. Dan zie je hoe – steeds weer- zijn tred plotseling stokt. Hij wiebelt naar voren alsof hij iets van de grond wil oprapen, maar er ligt niets.

Daarna loopt hij weer een paar stappen, maar wiebelt opeens naar achteren alsof windkracht tien hem onverwacht treft. Hij herstelt zich, en vervolgt met goede stappen langs de schappen.
Maar na een paar minuten schiet zijn arm met het boodschappenmandje opeens naar voren, en zijn andere arm naar achteren, heen en weer alsof hij stilstaand rent.
Het personeel kent hem. Soms sturen ze hem weg, als ze het te erg vinden worden. Dan knikt hij berustend en wiebelt de winkel uit, om later terug te komen.
De klanten kennen hem ook. De meesten storen zich er niet aan, maar negeren hem wel. Een enkele domoor vraagt zich lachend af of hij dronken is. Of gek. Van hersenbloedingen, spasmen, en spiercontracties hebben ze nog nooit gehoord.
KInderen giechelen en staren hem na. Mompelend winkelt en wiebelt hij verder.

We staan samen bij de koffie-automaat van de heer Heijn. Ik in mijn lage maar rotsvaste rolstoel, hij hoog, maar wiebelend als waaibomenhout. ‘Zal ik u even helpen?’ Ik vraag het behulpzaam, maar ook uit eigenbelang. Ik ben bang dat hij tijdens het inschenken een acute wiebel krijgt en hete koffie over mijn schoot gooit. Hij glimlacht lief en zegt dat het wel goed komt. Dat komt het ook. Zwijgend nemen we een slok.
Met vochtige ogen kijk ik hem na. Mijnheer Wiebel, ik vind je een held.

Bekijk & lees alle columns door Kees de Jager

Ook interessant