Entrez! Ben ik de enige?

Gaandeweg de jaren begin je het te snappen. Misschien zou ik
hier moeten zeggen: ík begin te snappen dat niet alles vanzelfsprekend is.
Zo is het niet vanzelfsprekend dat iedereen je aardig vindt.
Dat het klikt tussen mensen of het klikt niet.
Het is ook absoluut niet vanzelfsprekend dat je overal maar
naar toe kunt gaan waarheen je wilt. Zo was ik onlangs op een feestje – althans: het was de
bedoeling dat ik ook aanwezig zou zijn op het “Leef in de straat festival”.
De happening zou plaatsvinden midden in een wijk in een
straat waarvan veel mensen hun huis en tuin openstelden voor het publiek. En
dat is best heel bijzonder, want als bewoner van het pand heb je geen idee wie
allemaal door jouw tuintje zullen struinen.
In dit specifieke geval zou er een poëzie-tuin zijn waar behalve
aaneengeregen woorden ook muziek zou klinken. Mijn aandeel zat in de tas: ik zou
een gedicht voordragen, misschien een deuntje laten horen, eventueel samen met
een doedelzakspeler op diens Franse cornemuse en ik zou een bevriende dichteres
muzikaal begeleiden terwijl zij haar woordenpracht zou vertolken.
Ik was er klaar voor en had er zin in.
Vooreerst kan het een speurtocht zijn om het juiste
huisnummer te ontdekken. Sommige moderne wijken zijn doolhoven zonder enige
logica. Na drie rondjes te hebben gelopen was ik aanbeland op de juiste plek,
te weten: de achteringang van de tuin waar het optreden zou plaatsvinden.
Ik aanschouwde de locatie en zag dat mijn entree niet zou
gelukken. Het zandpad naar de tuin liep steil omhoog en was veel te smal. Het
leek wel een jungle-pad met hier en daar een tegel tussen de boomwortels en
daarna verdween het pad in de behoorlijke partij bossage.
Er kwam een bezwete meneer aangelopen die zenuwachtig opmerkte:
‘Aha, hier is dan de dame van het rolstoelavontuur!’. Hè, bedoelde hij mij? Ik
keek om me heen of er misschien nog meer vrouwen in een rolstoel waren. Want,
ik kwam niet voor het avontuur, ik kwam voor de muze.
De meneer in kwestie wilde wel wat planken regelen zodat ik de
tuin in kon komen. Echter, ik zag wat mitsen en maren: het pad was te steil en
met die paar planken moet je heel precies sturen om er niet vanaf te glijden.
Bovendien, moeten die planken sterk genoeg zijn voor een elektrische rolstoel
van netto 150 kilogram, dus zonder mijn persoontje. Nog voor ik hem dit uit kon
leggen, beende de man mopperend weg. Dat ik geen gebruik wilde maken van zijn
aanbod. Zijn hulp niet wenste. Dat ik het dan maar zelf moest oplossen. ‘Nou
ja, zeg!’, riep ik hem na, maar hij was al verdwenen in de bosjes die de
ongetwijfeld fraaie tuin omringden.
Ik vind het sneu te constateren dat niet ieder persoon even
goed luistert of openstaat voor suggesties. Ik ben het avontuur niet aangegaan;
ik vertrok en ging een patatje eten om mijn boosheid weg te snaaien.
In ieder geval heb ik weer iets geleerd: niet alles is
vanzelfsprekend, en zeker niet dat elke inkom een propere toegankelijkheid
heeft.