Geduld is een schone zaak
Iedereen doet boodschappen. Zo ik ook. Op de valreep heb ik nog even wat spullen nodig voor ons feestje. Met één druk op de knop legt mijn intercom verbinding met de ADL assistenten van Fokus. Over twintig minuten komt iemand mijn boodschappentas achterop hangen.
Fijn, na een kwartier was er al iemand. Met mijn snelle Permobil M400 rolstoel ga ik onderweg. In de supermarkt sta ik bij de koeling. Eenmaal het grootste soepgroente pakket gevonden, schiet ik een aardig uitziende vrouw aan, met de vraag of zij mij dat grote pakket aan wilt geven. “Is dat niet veel te veel voor jou, meid?” vraagt de vrouw met een hoge piepstem. Op die vraag had ik niet helemaal gerekend. Even sta ik stil bij het boze gevoel dat bij mij opborrelt door het idee dat ik betutteld word. Dan herpak ik mezelf en zeg tegen de vrouw: “nee hoor! Dit weekend vier ik mijn verjaardag en geven we gelijk een housewarming, ik woon net samen.” De vrouw kijkt me met grote verbazing aan. Vriendelijk leg ik haar uit hoe ik woon en waar ik hulp vandaan haal. Ze vertelt me hoe fijn ze het voor me vindt, groet mij en loopt verder.
Gesterkt door mijn eigen positieve reactie, rij ik verder. Bij het toiletpapier sta ik stil. Het merk wat ik hebben wil, staat te hoog. Het duurt een tijd voordat er iemand voorbij komt lopen waaraan ik hulp kan vragen. Geeft niets, ik heb wat ik hebben moet.
Onderweg kom ik de meest aardige winkel medewerker tegen die ik ken. Vaak komt hij me helpen als hij ziet dat ik in de winkel ben. Ik groet hem en blij vraagt hij mij of hij mij mag helpen pinnen. Realiserend dat ik zelden iemand tegen kom die mij met zoveel enthousiasme wil helpen, maak ik hier dankbaar gebruik van.
Bij de kassa legt hij mijn boodschappen op de loopband. Nog eens vraagt hij: “mag ik helpen pinnen, dat doe ik zelf nooit.” De caissière komt achter haar kassa vandaan en zegt tegen mij: “ik doe het wel even, hij kan dat niet.” Pas nu valt het mij op dat de enthousiaste medewerker een verstandelijke beperking heeft. “Nee hoor”, zeg ik tegen de caissière, “het lukt hem wel.” Onverstoorbaar leg ik de jongeman uit waar hij mijn pinpas kan vinden. Hij stopt de pas voorzichtig in het apparaat. “Nu moet ik mijn pincode in je oor fluisteren”, zeg ik hem. Ik noem de vier cijfers en al snel raakt hij in de war. “Niet zo snel, niet zo snel!” Rustig herhaal ik mijn pincode, cijfer voor cijfer. Hij stopt mijn pinpas terug, pakt mijn boodschappen in en zegt mij gedag.
Mensen vragen mij wel eens: “hoe doe jij zelf boodschappen?
Mijn antwoord is dan: “met een boodschappentas en veel geduld!”