Het D-woord…
Met pijnlijk opgezette handen komt Daniël (tien jaar, Downsyndroom) weer thuis: ‘Ik vallen mama, heel veel pijn.’
Ik kijk Stephanie, z’n begeleidster vragend aan: ‘Hij zat weer veel te scheef op het zadel, verloor zijn evenwicht en is in de brandnetels gevallen, zo zielig.’
Ik geef Daniël een kus op zijn handen, zeg iets opbeurends, maar vraag me in stilte af hoe lang we nog doorgaan met leren fietsen op twee wielen.
We willen voor Daniël een zo gewoon mogelijk leven. Hij zit in groep zes van een reguliere basisschool, heeft z’n zwemdiploma’s gehaald, hockeyt en mag thuis net zoveel wel en niet als zijn broers. In de zomer gaan we wandelen in de bergen en eigenlijk zou ik hem, net als zijn broers op zeilkamp willen sturen.
Maar dat fietsen op twee wielen lukt maar niet, ook niet met de aangepaste zijwieltjes die hij ondertussen aan zijn fiets heeft. Na die brandnetelval doemt ergens achter in mijn hoofd het D-woord op, met de D van driewieler. Snel schud ik het weg; nee dat is niet nodig, we oefenen gewoon door.
Maar dan gaat zijn klas op bezoek bij een dierenarts aan de andere kant van de stad. ‘We gaan op de fiets, hoe zullen we dat met Daniël doen?’ vraagt de juf.
‘Tja, dan ga ik mee, kan hij gewoon op zijn aanhangfietsje bij mij achterop,’ besluit ik. Om van en naar school te fietsen, heeft Daniël een halve fiets, die aan mijn fiets vast zit. Hiermee kan hij wel trappen, maar niet sturen.
Onderweg naar de dierenarts realiseer ik me dat het helemaal niet leuk is voor Daniël. Hij zit vast aan mij, kan niet met z’n klasgenoten meefietsen en moet afwachten of er iemand gewillig is om naast hem te komen trappen.
Opnieuw doemt dat D-woord in me op. Misschien is het moment daar dat het niet meer gaat om technisch leren fietsen, maar dat het gaat om meedoen. Hij is te groot, hij is het leren-fietsen-stadium echt voorbij. Ik zucht diep, ik wil geen kind op een driewieler.
Toch vraag ik voorzichtig om me heen wat de mogelijkheden zijn. Al snel krijg ik een bericht van moeder van Daan: ‘Ik heb hier nog een driewieler staan. Kom ‘m alsjeblieft halen. Daan mag van de neuroloog niet meer zelfstandig fietsen, maar stapt er wel iedere keer op. Als dat ding weg is, heb ik ook geen ruzie meer.’
Ik stap over al mijn innerlijke bezwaren en negatieve gevoelens heen en ga de fiets ophalen. Het is een ouderwets, groot, lelijk ding, prima dus om mee te oefenen. Na één oefenrondje rijdt Daniël er op weg en kijkt me smekend aan: ‘Ik zelf naar school fietsen?’
Met een kaarsrechte rug en z’n kin omhoog, fietst Daniël sindsdien voor me uit. Hij groet iedereen die we tegenkomen en krijgt ook op het schoolplein alleen maar complimenten: ‘Gave fiets Daniël! Wat supergoed van je!’
Bekijk & lees alle columns door columnisten van Stichting Lotj&co