Hokje Wereld

‘Jij bent een lilliputter.’
Ze zegt het alsof ik het zelf nog niet wist. Dit woord hoor ik m’n leven lang al. En ik wen er maar niet aan. Het voelt als een scheldwoord. Ik vertel haar dat ik het niet leuk vind dat ze dat tegen me zegt. ‘Maar je bent er toch één,’ zegt ze om het nog eens te benadrukken dat ze het echt wel goed heeft. Zij is een meisje van een jaar of tien. Het woord zal ze vast ergens gehoord hebben en nu confronteert ze me ermee. Ik probeer het haar nog duidelijk te maken met een voorbeeld: Stel jij hebt een beugel. Dan vind je het toch ook niet leuk dat ik je beugelbekkie noem?
Ik heb gelijk spijt. Waarom verdedig ik mijzelf door haar zo’n voorbeeld te geven? Waarom maak ik me druk om een woord?
Het woord en mijn reactie op het meisje houden me bezig. Waarom staat dat woord me zo tegen? Omdat ik zo niet genoemd wil worden, zo niet wil zijn of omdat ik het toch alleen maar een scheldwoord vind?
Wil ik niet in het hokje ‘lilliputters’ zitten? Maar wel in het hokje ‘kleine mensen’?
Mensen zetten andere mensen graag in hokjes: doven, blinden, kleine, grote, allochtonen, gehandicapten, criminelen, alcoholisten, drugsgebruikers, lilliputters, enzovoorts. Ik kijk liever naar de mens zelf. Dat ik het goed met iemand kan vinden, vind ik veel belangrijker dan dat deze bijvoorbeeld een grote wijnvlek op zijn of haar gezicht heeft en daarom in een bepaald hokje zou moeten zitten.
Sinds ik me voortbeweeg middels een rolstoel merk ik dat ik het woord lilliputter veel minder hoor. Mensen zien nu eerst m’n stoel en daarna m’n korte benen en armen. Hoor ik nu voor de buitenwereld dus meer in het hokje van de rolstoelers?
Een paar jaar geleden riep een pubermeid: ‘Kijk, een lilliputter in een rolstoel!’ Ik schrok toen behoorlijk. Zo van shit, ze heeft ‘het’ gezien. Ik hoopte juist dat die rolstoel mijn lengte een beetje minder deed opvallen.
Toch wil ik me niet verstoppen. Al zou ik het willen, het lukt me toch niet omdat mijn uiterlijk nou eenmaal niet zo veel voorkomt. Is er een hokje voor mij? Zo ja, dan wil ik daar uit. Ik wil alle deuren van alle hokjes open zetten en iedereen z’n stempel laten afdoen. We zijn mensen. Eén groot hok, die Wereld heet en vol is met allerlei verschillende creaties.
Wie afwijkt van het gemiddelde, valt op. Maar moet die mens daar dan op beoordeeld of soms zelf veroordeeld worden?
Mensen hebben vaak zélf de neiging om ergens bij te willen horen. Misschien om zich sterk te voelen of niet alleen te voelen. Ik betrapte mezelf er ook op toen ik mijn lopende leven moest verruilen voor het rollende leven. Bij welke groep hoorde ik nu? Als ik bij andere kleine mensen was, voelde ik me een rolstoeler en was ik toch nog wel een beetje jaloers op hun lopende korte benen. Was ik bij rolstoelers dan voelde ik me een klein mens omdat ik vanwege mijn korte armen de transfers niet kan doen zoals een gemiddelde rolstoeler dit kan.
Het meisje van tien jaar wilde indruk op me maken door me te laten weten dat zij wist wat ik ben.
Ik kijk liever naar wie ik ben; een gewone vrouw die haar leven zo goed en gezellig mogelijk wil leiden. En ja, ik ben klein en ja ik zit in een rolstoel. Is dat voor al die andere mensen in het grote hok Wereld een probleem?