Kleine ergernissen – deel 2 – Bloedprikken: Help…. een rolstoeler!

Bloedprikken in de prikpost van mijn woonwijk is voor rolstoelers een ongemakkelijke, ontoegankelijke toestand. Alles is berekend op lopende mensen. Die moeten even in een gemakkelijke stoel plaatsnemen, hun arm op de stoelleuning leggen, en dan prikt de laborante. Pal achter haar staat een tafeltje met gecodeerde buisjes. Met haar ene hand houdt ze het buisje vast, met de andere kan zij een nieuw pakken. Efficiënt lopende band werk.
Als rolstoeler heb je echter een probleem, maar de laborante óók. De prikhokjes zijn te klein, en de houding waarin je allebei moet zitten is die van een Chinees vraagteken.
Ik heb het weleens meegemaakt dat ik op de gang geprikt werd, door een laborante met improvisatietalent.
In een Academisch Ziekenhuis zal dat wel een stuk beter gaan, verwacht je.
Nou… ietsje. Eind januari ondervond ik dat.
De enorme wachtzaal zat vol met kandidaten voor een bloedzuig-sessie.
Verrassing! Er was een speciale kamer voor rolstoelers! Daarvoor moest je een nummer met een R trekken. Opgelucht wachtte ik op mijn beurt.
‘Ding-Dong!’ klonk het uitnodigend. Op een fel oplichtende lichtbak, verscheen mijn bevoorrechte nummer met een R.
Redelijk Racend Rolde ik naar de Rolstoelers Ruimte.
TeleuRRRstelling! Groot genoeg voor een Rolstoeler, maar geen tafeltje waar je je arm even op kon leggen.
De Aziatische laborante (die goed Nederlands sprak en gevoel voor humor had) kon gelukkig improviseren. Ze legde mijn arm in haar schoot! (Dat was best aangenaam, maar dit terzijde).
Wellicht zouden ontwerpers van dit soort afdelingen en werkplekken zelf even in een rolstoel moeten plaatsnemen en uittesten. Er zijn rolstoelen genoeg in een ziekenhuis…