Missen en verlangen

Tijdens een verjaardagsfeest zat ik gezellig met een vrouw te kletsen. Het gesprek werd wat serieuzer en ze vertelde me over de onvervulde kinderwens van haar dochter. Herkenbaar, dacht ik. Haar dochter wil, net als ik, iets wat niet lukt. We praatten er nog wat over door en opeens kwam een andere mevrouw er tussen, die schijnbaar ons gesprek gevolgd had. Ze zei: ‘Wat je niet hebt, dat kun je ook niet missen.’ Nogal verbouwereerd keek ik de mevrouw aan. Hoe kun je nou zoiets zeggen tegen een moeder die zoveel begrip heeft voor de wens van haar dochter? Er kwamen hapjes voorbij en ons gesprek stokte. De laatste zin bleef in mijn hoofd hangen.
Later dacht ik dat het misschien wel klopte wat die tweede mevrouw had gezegd. Wat je niet hebt, dat kun je ook niet missen. Maar hoe omschrijf je die pijn dan? Is dat dan een verlangen naar iets wat je niet hebt of wat er niet is?
Missen en verlangen. Deze woorden liggen dicht bij elkaar, maar toch zijn ze verschillend. Ik trok de woorden naar mijn eigen leefsituatie toe en besefte dat ik ‘het kunnen lopen’ miste. Dat heb ik ongeveer tot mijn 42e gekund, en ik weet dus goed hoe het is om te kunnen lopen.
Door mijn groeistoornis, waar ik mee geboren ben, weet ik niet hoe het is om bijvoorbeeld 170 centimeter lang te zijn. Dat kan ik dus ook niet missen. Maar wat heb ik, vooral vroeger als tiener, er naar verlangd om groter te zijn. Dan klom ik bovenop een stoel om te ervaren hoe mijn grote broer de wereld zag. Ik weet nog dat ik het een heel eind vond naar de vloer. Ik zag en zie de wereld toch letterlijk op een ander niveau. Toen ik definitief in een rolstoel belandde, was dat niveau het enige wat bekend was. Ik heb altijd al naar billen gekeken.
Missen en verlangen. Het zijn woorden waar ik een beetje droevig van wordt. Als een dierbare overlijdt, snap ik zo goed dat je zijn of haar grappen, gewoontes of gewoon zijn of haar ‘zijn’ mist. Je zou terug naar de tijd willen toen die persoon er nog was. Tevens begrijp ik dat je functies van je lichaam kunt missen als je iets niet meer kunt wat vroeger zo vanzelfsprekend was. Je mist het ‘kunnen’, het zelfstandig zijn, terwijl je weet dat het nooit meer terugkomt.
Maar je kunt zeker ook verlangen naar iets dat er nooit was. Verlangen om moeder te worden, verlangen om groot te zijn, verlangen om mee te kunnen doen met de grote mensenmassa, verlangen om te kunnen wonen in een comfortabel aangepast huis. Allemaal verlangens van zaken die er (nog) niet zijn, maar die je zo graag wilt.
Stel dat die mevrouw me vandaag zou zeggen ‘Wat je niet hebt, dat kun je ook niet missen’. Dan zou ik zeker reageren met ‘Maar je kunt er wel enorm naar verlangen.’ De woorden zijn dan wel verschillend, maar de pijn is hetzelfde.