Om eerlijk te zijn… ik ben u vergeten

Om 7 uur wakker. Nog even dommelen en denken over vandaag. Ik hoor het gespetter van een douchende eega. Zij moet straks weg. Om 13.00 uur moet ik in het ziekenhuis zijn, voor overleg met mijn arts. Mijn rolstoel staat naast me; vanuit mijn bed kan ik er zo in schuiven. Nee dus; hij draait naar één kant weg en bijna val ik er naast. Had ik vannacht 1 wiel vergeten op de rem te zetten? Met een paar rare capriolen hijs ik mezelf in mijn wegrollende rolstoel. Beide remmen staan er op, maar links is er geen grip. Duidelijk gevalletje van ‘lekke band!’
Ook dat nog. Rijden met een lekke band gaat zwaar en maakt je velg kapot. Ik roep mijn eega met de melding ‘lekke band!’ Het geluid van een sirene makend (taaa… tie…. taaa… tie) komt zij lachend aanrennen met mijn doucherolstoel. Dat wordt behelpen, want die is gemaakt om onder de douche te zitten en niet voor huis, tuin en keuken verkeer. Waterbestendig, maar niet handicapbestendig.
Eega belt om 8.30 uur het reparatiebedrijf, en zegt dat ze echt vóór 12.00 uur moeten komen omdat ik om 13.00 uur in het ziekenhuis moet zijn. Het bitcherige, gehaaste antwoord van de telefoniste geeft weinig vertrouwen. Eega zegt haar afspraak af, om me indien nodig te kunnen helpen.
Om 11.30 uur is er nog geen monteur geweest. Mijn afhankelijkheid wordt pijnlijk duidelijk. Door de urenlang verkeerde houding in de doucherolstoel, heb ik inmiddels pijn in rug, heupen en knieën.
Ik wil de reparatiedienst bellen, en in gif gedoopte woorden tegen ze zeggen.
‘Ik bel ze zelf wel’ zegt mijn eega, ‘jij bent nu veel te opgefokt.’ Vanuit mijn werkkamer hoor ik haar de situatie uitleggen en vriendelijk aandringen. Na het gesprek zie ik rode vlekken in haar nek, een teken dat het vervelend was: ‘Die bitch snauwde dat ze niets beloofd had, maar het zou proberen.’
Gestresst denk ik: ‘Straks moet ik mijn arts afbellen. Joost mag weten hoe lang het duurt voor ik opnieuw terecht kan.’
Mijn frustratie stijgt. ‘Die monteur krijgt straks de volle laag van me’ denk ik grimmig. ‘En ik ga een klacht indienen bij de gemeente, bij de CG raad, bij het Ministerie, en desnoods bij de Verenigde Naties of bij onze Lieve Heer zelf, weet ik veel… maar dit kan niet.’ Wraakzuchtig zit ik mezelf op te fokken.
12.15 uur: Ding dong zegt de deurbel, en de monteur komt binnen.
Ik zit klaar om hem psychisch te vermorzelen, en zijn bedrijf aan de schandpaal te nagelen. ‘Sorry mijnheer’ zegt de monteur oprecht vriendelijk. ‘Ik heb een idioot drukke ochtend, maar om eerlijk te zijn…. Ik was u ook vergeten. Het was goed dat u nog even belde, anders was ik pas eind van de middag gekomen. Het spijt me, ik ga vlug aan de slag voor u.’
Zijn eerlijkheid ontwapent me. Mijn woede smelt als sneeuw voor de zon. Opgelucht wens ik hem succes. Na een kwartiertje heeft hij mijn band vervangen en nog een extra serviceklusje aan mijn rolstoel gedaan. Net op tijd ben ik bij mijn arts.
Eind goed, al goed. Maar toch zou er meer begrip en vriendelijkheid moeten zijn voor de rot situatie waarin je je met een kapotte rolstoel bevindt!