Omgedraaide rollen

‘Kan ik zèlluf’, zei mijn nichtje, toen ze een jaar of drie was en ik haar met iets wilde helpen. Al op jonge leeftijd wilde ze geen hulp. Ze wilde het zelf doen, ook al werd het dan soms een kliederboel of zat bijvoorbeeld haar broek niet helemaal zoals het hoorde. Moedig als ze was, deed ze dingen op haar manier. Ze had een goed voorbeeld aan haar twee oudere zussen. Die aapte ze na en verder had ze niemand nodig.
In de afgelopen jaren waarin ik zelf steeds meer hulp nodig had en dat niet altijd wilde aanvaarden, nam ik die zin over. ‘Ik kan het zelf wel’. Of, als ik echt even genoeg van alle hulp had of niet lekker in mijn vel zat: ‘Ik ben nog niet helemaal gehandicapt’. Niet echt leuk om te horen voor diegene die me wilde helpen, besefte ik later.
Ook mijn partner heeft die zin regelmatig gehoord. Hij bood vaak zijn hulp aan, die niet altijd door mij werd aanvaard. Gewoon omdat ik het zelf wilde doen. Hele discussies heb ik er met hem over gehad. Hij wilde me tien keer liever helpen, dan dat hij me later alsnog moest oprapen, omdat ik bijvoorbeeld zo nodig zelf iets uit de voorraadkast wilde pakken.
Hoe lang duurt het voordat je beseft dat het beter is om hulp te vragen?
Inmiddels begin ik in dat stadium te komen. En dat heeft één belangrijke reden. Met het vragen van hulp kan ik mee blijven doen. Mensen uit mijn directe omgeving zijn bereid hulp te bieden. Het is een kwestie voor mij om over de figuurlijke drempel heen te rollen en het daadwerkelijk te vragen.
Als ik dit niet doe, blijf ik thuiszitten en word ik alleen maar chagrijnig, ten eerste omdat ik het zelf niet meer kan en ten tweede daardoor ook dingen mis, waar ik graag aan had meegedaan.
Mijn nichtje is inmiddels bijna tien en zit in groep zes van de basisschool waar ik vrijwilligerswerk doe.
De rollen zijn in de loop van de jaren omgedraaid. Zij helpt mij nu. Ze kan prima mijn rolstoel uit de auto halen zodat ik het stukje van ‘stuur tot aan kofferbak’ niet meer hoef af te leggen. Ze vindt het stoer om haar tante te helpen. En ik? Ik blijf het lastig vinden om te zien dat ik afhankelijk ben van haar. Maar ik weet ook, dat ik, doordat zij mij helpt, wel naar mijn vrijwilligerswerk op de basisschool kan. Dat is me heel veel waard. Blijven meedoen en me nuttig blijven voelen.
Dank je wel lieve mensen om me heen.
Dank je wel lieve Nancy.