Columns

Ontoegankelijkheid voelt zo

21 januari 2016, Supportbeurs

Toen ik naar het Tweede Kamer debat over het VN verdrag en het amendement van Otwin van Dijk luisterde, vroeg ik me af of de leden die hier tegen waren, überhaupt nagedacht hadden over hoe ontoegankelijkheid voelt.

Voor mij voelde het zo:

Toen Jonas op een leeftijd kwam om naar de crèche te kunnen gaan, liepen we met ons drieën de straat over naar de school. Ze hadden een ‘Open Huis’ weekend. De deuren van het kleine gebouw waren open, maar er was een probleempje – mijn wielen konden niet over de drempel. Dit was niets nieuws voor mij, maar ik begon me al zorgen te maken over hoe ik Jonas naar binnen moest brengen als mijn man er niet bij was om mijn rolstoel te kantelen, zodat ik er wél overheen kon.

Binnen ging Jonas meteen spelen met de andere kinderen. Ik zag hoe blij hij was, maar ik werd verdrietig, want ik realiseerde me dat ik de enige moeder was die moeite had met zoiets eenvoudigs als haar kind naar school te brengen. Het idee dat ik hem al buiten zou moeten achterlaten vond ik niks. Alle anderen hingen de jasjes op en brachten hun kind in de klas. Waarom zou ik daar geen recht op kunnen hebben?

Toen ik met mijn man naar de juffrouw ging om de papieren voor Jonas’ inschrijving in te vullen werd ik begroet met: ‘Hallo mevrouw Martens. Het spijt me dat u vandaag problemen had om hier binnen te komen. U bent de allereerste ouder met een rolstoel. Ik zal de gemeente bellen om er voor te zorgen dat er hier een opritje voor u gemaakt wordt. Dat gebeurt natuurlijk niet van vandaag op morgen, maar als Jonas hier begint zullen we wel iets hebben.’

Ik was oplucht. Ik hoefde niet eens iemand lastig te vallen om te vragen voor een oplossing. Alles werd geregeld en Jonas zou op dinsdag ‘s morgens en donderdag ‘s middags naar deze crèche gaan.

Passage uit mijn boek Zoevendemamma Altijd De Hort Op.

Bekijk & lees alle columns door Christine Regber-Martens

Ook interessant