Columns

Praat tegen hen – niet óver hen heen

12 april 2017, Supportbeurs

De volgende reactie op mijn laatste blog liet mij nadenken over waarom mensen dit doen:

“Zelf heb ik mij in 2004 bij aankomst op het vliegveld van Padang ook zo enorm machteloos en gekwetst gevoeld. Na mijn Indonesiëreis met man en vrienden zou ik een heupprothese krijgen. Op aanraden van de orthopeed nam ik een rolstoel mee in het vliegtuig om daar ter plekke gebruik van te maken. Als ‘minister van financiën’ van ons gezelschap trok ik de portemonnee om een klein bedrag aan koffergeld te betalen. De dame die ik het geld gaf en waarvan ik nog wisselgeld tegoed had, tikte mijn vriendin op de schouder om haar laten te controleren of zij het juiste bedrag aan mij terug gaf. Mijn vriendin haalde haar schouders op en maakte het gebaar om het geld aan mij terug te geven. De dame bleef aandringen en ik vond het toch wel erg jammer dat ik geen Bahasa Indonesisch sprak en zij mijn Engels niet verstond. Anders had ik haar kunnen uitleggen dat, ondanks het feit dat je in een rolstoel zit, je hersens toch goed kunnen werken.”

De eerste vraag die in mij opkwam was: wat voor soort mensen vermijdt het om met iemand met een beperking te praten? Door mijn ervaring realiseerde ik me dat dit niet door één type mens gebeurt. In mijn beleving wordt dit gedaan door mannen en vrouwen die een opleiding hebben genoten en een baan hebben waardoor ze met publiek te maken hebben. Ik ging door mijn herinneringen heen:

“Het was toen ik met een goede kennis, Marvin, het Witte Huis wilde bezichtigen dat een veiligheidsagent ons een bak gaf en zei: ‘Maak uw zakken leeg en leg alles hierin.’ Hij fouilleerde Marvin en vroeg: ‘Kan zij even opstaan?’ Ik was blij dat mijn zus nu niet erbij was. Het laatste wat ik nodig had was ruzie met een veiligheidsagent. Zij zou geërgerd antwoorden: ‘Waarom vraagt u haar niet zélf of ze kan staan?’ Maar Marvin zei gewoon: ‘Ja’.”

“Hoe vaak gebeurde het niet dat wij in een winkel waren en de verkoopster aan haar vroeg ‘Welke maat heeft ze?’ of ‘Waar is ze naar op zoek?’ in plaats van aan mij. Zij werd altijd kwaad op de mensen die me negeerden en die deden alsof ik er niet was en weigerden met me te praten. Zij weigerde een antwoord voor me te geven en dwong hen naar mij te luisteren, want als je goed naar mij luistert ben ik wel te verstaan.”

“Zelfs artsen praatten óver mij tegen mijn moeder alsof ik er niet was. Ze waren ook nog verrast als ik antwoord gaf in plaats van mijn moeder. Wisten ze niet dat zitten in een rolstoel nog niet automatisch betekent dat je dan ook doof bent?”

Door dit denkproces concludeerde ik dat het geslacht of de opleiding van deze mensen niets te maken heeft met hoe ze op mensen met een beperking reageren.

Het is hun eigen onzekerheid die communicatie verhindert. Maar waarom moet er onzekerheid zijn? Mensen met beperkingen zijn nog steeds mensen, die dezelfde gevoelens hebben. Dus als iemand weigert tegen ze te praten en over hen heen praat óver, terwijl ze kunnen horen wat er gezegd wordt, dan worden ze gefrustreerd, geïrriteerd, gekwetst en/of boos enz.

In 1982 heeft professor Irving Kenneth Zola een onderzoek in Het Dorp gedaan naar het verschil in hoe mensen omgaan met iemand in een rolstoel. Toen hij aankwam was hij iemand zonder beperking, dus geaccepteerd als “normaal”. In de loop van zeven dagen zat hij in een rolstoel en deed alsof hij gehandicapt was. Hij was verbaasd over hoe diezelfde mensen nu met hem omgingen. In zijn boek ‘Missing Pieces’ vertelt hij hoe hij er uitzag, lange haren, bakkebaarden en gewone kleren. Op basis van zulke uiterlijkheden wordt onze eerste indruk gevormd. Toen hij echter in een rolstoel zat, gaf de rolstoel hem zijn identiteit. Dus: mensen worden afgeleid en op het verkeerde been gezet door een beperking, zoals onduidelijke spraak, zitten in een rolstoel enz.

Grappig: sommige mannen worden ook afgeleid door vrouwen die grote borsten hebben. Zij kijken naar de borsten terwijl ze met de vrouw aan het praten zijn, in plaats van naar de ogen van de vrouw.

Ik hoop dat er een tijd komt dat de maatschappij mensen met een beperking in de ogen kijkt en tegen hen praat en niet óver hen heen.

Passage uit boek ‘Zoevendemamma Altijd De Hort Op’ door Christine Regber-Martens

Bekijk & lees alle columns op SupportBeurs.nl door Christine Regber-Martens

Ook interessant