Staarders en Beeldvorming

Iedere gehandicapte kent ze. Mensen die minutenlang naar je staren als je voorbij rolt of een transfer maakt naar je auto. Staarders zijn er in alle leeftijden, maar toch het meest bij kinderen en ouderen. Ze kijken naar je of ze nog nooit iemand met een beperking hebben gezien, hoewel de media ons toch vaak ‘zielig’ in beeld brengen.
Beeldvorming
De Telegraaf laat graag wanhopige mensen zien, die hun aangepaste auto of scootmobiel zijn kwijtgeraakt door starre ambtenarij.
Ondernemersbladen tonen graag een door scootmobielers verwoeste winkel.
En Veilig Verkeer Nederland showt een lege Booster in een sloot. Had het slachtoffer maar een rijvaardigheidstraining moeten volgen.
Goede doelen-organisaties laten ons hartverscheurend kinderleed zien. Dat maakt de actie-opbrengst groter. Het (goede) doel heiligt de middelen.
Zorgverzekeraars en Thuiszorgorganisaties gebruiken echter het liefst beelden van gezonde senioren, om de indruk te wekken dat je fit blijft als je klant bij hun bent.
Maar er zijn ook doodgewone happy rollers hoor! En dan bedoel ik niet de bungee jumpende soort, maar de gewone roller die de balans in zijn leven (niet alleen in zijn achterwielen) gevonden heeft.
Die zouden vaker getoond moeten worden, voor een beter evenwicht.
Waar vinden we de staarders?
Overal, maar het meeste in kleine dorpjes. Ook daar zorgt men liefdevol voor gehandicapten, maar staren ze wel na.
Ik heb een licht spastische nicht uit een streng gelovig dorp in de Biblebelt. Als therapie gaat zij 2 x per week zwemmen. Eerst deed ze dat in haar eigen dorp, maar na nagestaard en nageroepen te zijn (‘kijk, dat mins is ongelokkig’) zwemt ze nu in een stad verderop. Daar is men minder gelovig, maar wel beschaafder.
Wat doen we tegen staarders?
Grofweg kun je een onderscheid maken tussen kinderen, onbeschofte – en nieuwsgierige staarders. Kinderen vragen bijvoorbeeld onbevangen ‘Heb jij een gebroken been?’ ‘Ja, drie!’ antwoord ik dan. Meestal volgt er een leuk gesprek. Een jochie zei laatst ‘je auto lijkt wel een Transformer!’
Sssstttt… dat is het ook, antwoordde ik met een knipoog.
Bij onbeschofte staarders moet je door de zure appel heenbijten. Met terugstaren loopje zelfs het risico dat ze agressief zeggen ‘doe effe normaal.’
Met nieuwsgierige staarders ga ik kort in gesprek. Vaak zijn ze gewoon benieuwd hoe je hulpmiddelen werken. Die knipperende lampjes in mijn rolstoelwielen? Da’s een hulpmotortje, net zoals bij een elektrische fiets.
Vervelender is het als ze vlakbij minutenlang staan staren hoe ik de achterdeuren van mijn bus met een afstandsbediening open, waarna de rolstoellift er uit zoeft.
‘Tjonge, het is toch maar mooi wat de Overheid allemaal voor jullie doet’ zei laatst een staarder, nadat hij zijn nieuwe Jaguar naast mijn oude busje hadgeparkeerd.
Steigerend op mijn achterwielen zei ik verontwaardigd: ‘Dat was 30 jaar geleden! Dit heb ik grotendeels zèlf bij elkaar gesprokkeld en het restant dubbel terugbetaald via eigen bijdragen!’ Tevreden glimlachend over het effectieve rechtse beleid, liep hij door.