Columns

Struisvogelpolitiek

4 maart 2019, Supportbeurs

Een tijdlang deed ik aan struisvogelpolitiek. Ik
was als een bange struisvogel die zijn kop in het zand stak zodat ik de
realiteit niet hoefde te zien. Ik bleef mezelf maar hoop geven op lopen en
wilde tevens de ongemakken die een toenemende dwarsleasie met zich meebrengt
niet onder ogen zien. Als laatste redmiddel onderging ik daarom in 2016 nog een
keer een rugoperatie. Maar deze laatste rugoperatie gaf geen verbetering. Het
werd tijd om mijn hoofd eens uit het figuurlijke zand te halen en te zoeken
naar de beste oplossing in mijn niet-leuke situatie.

Thuiswonen ging al lang niet meer, maar dit bleef
ik -en ook mijn levensgezel- stug volhouden. Al meer dan een jaar sliep ik
beneden in de woonkamer. De laatste tien maanden daarvan werd ik door de
thuiszorg gewassen aan het keukenaanrecht. Toiletbezoeken verliepen moeizamer
en moeizamer.

Mijn humeur was beneden alle peil en mijn
levensgezel was op. Het kon echt niet meer.

Gesprekken met deskundigen volgden. De beste
oplossing voor mij was een aangepaste zorgwoning en het mooie toeval was dat
die net werden gebouwd in mijn woonplaats. Het bestaande bejaardenhuis voldeed
niet meer en moest plaatsmaken voor ‘appartementen met mogelijkheid tot zorg’.

Maar de bouw hiervan was nog lang niet afgerond en
daarom werd door een zorgmakelaar gezocht naar een tijdelijke oplossing voor
mij. En die kwam er. Ik kon terecht in een kamer in een noodgebouw van
voornoemd bejaardentehuis. Toen ik daar voor het eerst naar binnen rolde om te
gaan kijken, voelde ik dat ik het wonen daar wel een jaar zou kunnen volhouden,
ook al ging ik van een eengezinswoning naar een kamer met badkamer, in een
gebouw waar de gemiddelde leeftijd van de andere bewoners rond de 86 jaar was. Ik
kon weer douchen, er was voldoende hulp en ik voelde me er veilig.

Ruim 15 maanden heb ik er gewoond.

Een paar maanden geleden was mijn zorgappartement
klaar en aan mijn rolstoel en lengte aangepast, zodat ik kon verhuizen van mijn
tijdelijke kamer naar mijn zorgappartement. Mijn ‘eindbestemming’, zo noem ik het
hier, terwijl ik 48 jaar ben. Toch voelt het hier goed, mede doordat ik hier
zelf mijn eten weer kan koken en zelf mijn was weer kan doen. Het klinkt zo
simpel, de gewone huishoudelijke dingen, maar ik had ze gemist. Er is weer wat
rust gekomen in mijn hoofd doordat ik niets meer hoef te regelen qua
aanpassingen en voorzieningen. De zorg is hier goed en ik voel me veilig.

Maar er is ook verdriet. Toen ik figuurlijk mijn
hoofd uit het zand haalde, kwam ik onder ogen wat ik niet meer heb en wat ik
niet meer kan. Het accepteren daarvan zal zijn tijd nodig hebben.

Al woon ik nu in een appartementencomplex waarvan
mijn buren allemaal een stuk ouder zijn dan ik, al heb ik een paar moeilijke
jaren gehad, mijn mooie lieve netwerk van mensen is gebleven. En daar ben ik zo
dankbaar voor.

Het is, denk ik, een logische reactie, dat wanneer
de situatie zo moeilijk wordt dat je het even niet meer ziet, je deze wil
ontvluchten of ontlopen. Mijn reactie was door te denken dat het ooit goed zou
komen. Tegen beter weten in. Struisvogelpolitiek.

De weg naar mijn nieuwe woonsituatie was zwaar en
vaak wilde ik terug naar het oude vertrouwde. Maar lichamelijk kon dat niet
meer en dat moest ik gaan accepteren. Ik koos om mijn hoofd uit het figuurlijke
zand te halen en te gaan zoeken naar andere mogelijkheden. Ik kwam mijn niet-leuke
situatie onder ogen. Daardoor woon ik nu op een leuk appartement met balkon en
een prima uitzicht, met goede zorg in mijn eigen vertrouwde woonplaats en vooral
met mijn eigen vertrouwde lieve netwerk van mensen. Ze zijn allemaal gebleven.

Bekijk & lees alle columns door Liesbeth van Assche >

Ook interessant