Tafelfietsen

Wat heb ik dankzij rolstoel en handbike een bewegingsvrijheid! Heerlijk op pad, zonder dat ik van iemand afhankelijk ben. Dat wist ik natuurlijk al wel – daarom is het ook altijd zo vervelend als er iets hapert aan die hulpmiddelen – maar nu, nu weet ik het helemaal.
Na een operatie moet mijn lijf rust hebben. Heel veel rust, heel lang. Minstens zes weken moet ik mijn buikspieren echt ontzien, mag ik ze niet belasten, mag ik niet sporten. Mag ik niet handbiken, niet echt stevig rollen in mijn rolstoel, niet op pad met mijn loopfiets.
De eerste weken taal ik daar ook nog niet naar. Eerst maar beter voelen. Eerst die basis maar weer in orde. Bovendien is het druilerig weer, uitstekend om binnen te blijven. Lekker cocoonen met een goed boek, lekker languit op de bank.
Na die eerste weken voel ik me wat beter, heb ik meer energie, word ik actiever. En het weer wordt beter, veel beter. Lekker weer om naar buiten te gaan, om te gaan handbiken, om te gaan loopfietsen. Maar dat kan ik niet. Dat kunnen mijn buikspieren nog niet weer aan; die zijn nog niet weer op krachten. Een goede core-kracht en -balans is toch wel essentieel. Maar, nog belangrijker, het mag ook niet. Chirurg, fysiotherapeut en huisarts drukken me op het hart om te wachten, te wachten, te wachten. Liever een week te lang dan een dag te kort.
Ik mag wel wandelen. Klinkt leuk: wandelen. Ik deed het altijd graag. Heerlijk, kilometers door het bos. Maar ja, die benen van mij, die onwillige onderdanen…
En toch, toch zal ik naar buiten. De wind door mijn haren, een winters zonnetje op mijn gezicht, frisse lucht in mijn longen. Langer dan mijn op-eigen-kracht-loopafstandje duurt. Maar hoe dan? Ik zoek mijn trekking poles weer op, die ergens werkloos in een hoekje staan. Zou het daarmee lukken?
Het is even oefenen, ik moet het opbouwen, maar dan ‘loop’ ik. De eerste meters op beenkracht, daarna op been- en armkracht, en op driekwart van mijn rondje voornamelijk op arm- en schouderkracht. Met mijn poles geef ik mezelf bij elke stap een zetje, dan kan ik mijn benen net hoog genoeg opbeuren om niet te struikelen. Topsport is het voor mij, dat ommetje. Minstens een uur heb ik nodig om uit te rusten van dat kleine wandelingetje. Gelukkig hoef ik de rest van de tijd niet zoveel, mogen mijn benen uitrusten. Want die zijn moe, die zijn pijnlijk, die zijn eigenwijs. Maar toch: ik loop. Ik ben buiten, ik voel de zon op mijn gezicht, de wind door mijn haren, de frisse winterkou in mijn longen.
Ik heb zelfs een NPR neergezet; een Nieuw Persoonlijk Record: twee keer op één dag een ommetje. Vooral op arm- en schouderkracht, mezelf voorttrekkend aan mijn poles, maar toch: twee keer per dag een ommetje! Twee keer! En nog maar één keer enigszins gestruikeld. Volop genieten, tot mijn energievoorraadje op is. Honds- en hondsmoe ben ik; die ommetjes zijn toch teveel voor mijn onderdanen.
Maar ik heb een oplossing voor mijn bewegingsdrang: de tafelfiets. Zo’n ding dat ik nooit-nooit-nooit zou aanschaffen. Zo’n fiets voor in je luie stoel, wie wil dat nou? Maar nood breekt wet, dus heb ik er toch een aangeschaft. Ik zal nooit meer nooit zeggen, dat beloof ik.
Vanmorgen heb ik getafelfietst. Een half uur, moeiteloos! Kan binnen op de keukentafel en kan buiten op de tuintafel. Zittend op een stoel. Heerlijk! Geen opstandige onderdanen, geen overmatige vermoeidheid, wel beweging.
Nu nog iets bedenken voor een afwisselend uitzicht 😉