Verzakt… letterlijk en figuurlijk
Het heerlijke van samenwerken met honden zijn de gezamenlijke ochtendwandelingen. Zoals laatst op een prachtige wintermorgen. De opkomende zon geeft een warme gloed aan de witte koude wereld. Na alle nattigheid van de afgelopen tijd is deze periode van vorst een verademing. De bodem is bevroren. Eindelijk kan ik met de elro weer off road in het park. Ik kan het niet laten om met Milo en Santi het weiland op te gaan. Ze vinden het heerlijk om hier te rennen en te snuffelen. Het gras knispert onder mijn wielen. We zijn bijna bij het bruggetje, dat weer op het fietspad uitkomt, als ik opeens wegzak met mijn achterwielen. Shit, hier is de grond dus niet hard… Ik probeer eruit te komen, vraag de honden me te helpen met trekken, maar tevergeefs. Wat nu? Toen ik het park inging kwam ik een vriend tegen die net met zijn hond het park verliet. ‘Die zou nu wel thuis zijn’, dacht ik. Ik bel hem en gelukkig kan hij meteen komen. In afwachting van mijn redding geniet ik maar even van het zonnetje en het uitzicht over de weilanden. En dan, na flink duwen en gassen sta ik weer met vier wielen op de grond. Samen lopen we richting huis en ik bedank hem.
Die mooie winterdag zat ik letterlijk verzakt, maar ik moet zeggen dat ik de afgelopen weken het gevoel van verzakt zitten erg herken. Op figuurlijk gebied dan. Ik zit verzakt en vastgezogen in regels, protocollen, formulieren en gesprekken over wat mijn beperkingen zijn. Alsof dit ooit verandert, ‘wat er niet aan zit, groeit er echt niet aan’, zeg ik altijd. Voor zover ik me kan herinneren is het voor het eerst dat ik me echt ‘gehandicapt’ voel. Indicaties lopen af en het is zaak nieuwe aan te vragen of een verlenging. Voor de Wmo komt een onaangenaam kille arts langs die eigenlijk mijn vraag en mijn verhaal niet echt wil horen. Hij blijkt vol te zitten met aannames als ‘je hebt geen handen, dus je zult wel vaker knoeien’. Eigenlijk wil hij gewoon zijn rapport over de situatie zoals hij die interpreteert. En als ik de gemeente vraag ‘Waarom kunnen we niet gewoon samen in gesprek gaan?’ dan zeggen ze: ‘Eens in de zoveel tijd moet er een advies van een arts in het dossier zitten.’ Daar ben ik mooi klaar mee en voor het geld dat hij rekent heb ik een jaar lang hulp.
Voor de zorgverzekeringswet krijg ik voor het eerst in mijn leven de wijkverpleegkundige over de vloer. Gelukkig is zij een dame uit de praktijk. Ze is oprecht geïnteresseerd hoe ik alles doe en wat ik hierbij nodig heb. Daarnaast is ze eerlijk, ze geeft aan dat indicaties stellen voor een PGB ook nieuw voor haar is, net als voor mij deze aanvraag nieuw is. Maar zo concluderen we: ‘Samen komen we er wel uit’. Hoe anders is dat dan in mijn eerste gesprek met de kille arts.
Dan hebben we nog te maken met de Wet langdurige zorg. Over de vraag of ik daar wel of niet in thuishoor wordt nog gesteggeld. Volgens de indicatie die ik van het CIZ heb misschien, maar het Zorgkantoor blijkt onder hetzelfde indicatienummer niet dezelfde indicatie te hebben… En dan moet ik nog de zorg van vorig jaar verantwoorden, maar ik kom nog steeds niet in het systeem. De uitbetaling via SVB is inmiddels wel gelukt. En de nota’s van 2015 moeten op een nieuwe manier gedeclareerd worden bij de zorgverzekeraar. Geloof me, ik heb er op het moment een dagtaak aan. En helaas ben ik niet de enige…
Als ik het figuurlijke vastzitten vergelijk met het letterlijke, dat kan ik bij de letterlijke variant een vriend bellen voor hulp. We lachen er samen om en het is goed zo. De figuurlijke versie geeft me een gevoel van afhankelijkheid, angst en onzekerheid. Er zijn momenten waarop ik de regie over mijn leven tussen mijn tenen door voel wegglippen en dan raak ik best in paniek. Net als in het weiland probeer ik de zon te blijven zien en de uitdaging aan te gaan om te kijken hoe ik onder de nieuwe omstandigheden mijn leven zo goed mogelijk kan vormgeven.
In de nieuwe Support Magazine lees je meer over de veranderingen in de zorg: ‘Ik heb wat…krijg ik ook wat?