Exposant

Slimme sensoren helpen arts en patiënt

9 maart 2015, Supportbeurs

Technologie en data krijgen een steeds grotere invloed op onze gezondheid. Slimme sensoren op armbanden en horloges gaan gegevens over het welzijn van mensen verzamelen, die via online communities en sociale media worden gedeeld. De zorg kan hier haar voordeel mee doen, stelt Maarten den Braber. “Het levert nieuwe inzichten op. Zorgverleners krijgen extra signalen rond hun patiënten en zelfs suggesties aangereikt van wat er met hen aan de hand zou kunnen zijn.” Den Braber is keynote spreker tijdens de vakbeurs Zorg & ICT, van 18 tot en met 20 maart 2015 in de Jaarbeurs in Utrecht.

Den Braber is mede-oprichter van de Europese tak van Quantified Self (QS), een wereldwijde non-profit community, die zich richt op metingen en experimenten om zelfinzicht te vergroten door onder meer het gebruik van wearables, open data en visualisaties. Als onafhankelijk Digital Health Strategist adviseert Den Braber gezondheidsorganisaties, overheden en commerciële instellingen over technische mogelijkheden, businessmodellen en ethische vraagstukken rondom gezondheid en technologie.

Slechte nachtrust

Komt een man bij de dokter met klachten over zijn slechte nachtrust. In plaats van zijn patiënt een slaapmiddel voor te schrijven, adviseert de arts hem een polsbandje te dragen met sensoren die het slaapproces monitoren. Uit de gegevens van het slaapbandje blijkt dat de man overdag regelmatig op de bank in slaap valt. Waar hij niets over had verteld. Maar wat het slechte slapen ’s nachts eenvoudig verklaart. In haar eenvoud een bescheiden illustratie van de veranderingen die de zorg staat te wachten. “We hebben al een smartphone die met behulp van sensoren niet alleen het slaapproces maar ook de lichaamshouding, hartslag en hartritme en hersengolven registreert. Voor elke fysiologische parameter is er wel een apparaat te vinden. De ontwikkelingen gaan razendsnel. Het bedrijf dat een riem ontwikkelde voor het volgen van de conditie van een ‘slechte’ onderrug heeft dit instrument in anderhalf jaar tijd doorontwikkeld tot een sensormagneetje dat je achter je kleding stopt.”

Volgens Den Braber staan we vlak voor de doorbraak van kledingstukken en accessoires, zoals armbanden en horloges – neem Apple’s Watch – die ons dagelijkse gedrag en onze prestaties registreren en lichaamsfuncties monitoren zonder dat we dit merken of ons ervan bewust zijn. De term hiervoor is Quantified Self (QS) – vrij vertaald: zelf meten is weten – een aantal jaren terug in de VS bedacht door Gary Wolf en Kevin Kelly, indertijd beiden betrokken bij het blad Wired. Ze merkten dat steeds meer mensen om hen heen allerlei persoonlijke dingen aan het kwantificeren waren en dit deelden via de sociale media. Ze besloten bijeenkomsten te organiseren rondom dit onderwerp en werden bevestigd in het beeld dat ze hadden; er is een trend aan de gang.

Frequent meten

Een trend die er voor de zorg toe leidt dat een snel groeiend aantal factoren enorm frequent gemeten kan worden en dat grote hoeveelheden gegevens over het verloop van een ziekteproces of een lichaamsfunctie geregistreerd kunnen worden. Het meten kost geen moeite en vraagt geen aparte handeling. De informatie wordt via de sensorband draadloos over het verloop van een aantal dagen, weken of maanden verzameld, opgeslagen in de cloud en getoond in een dashboard bij de zorgverlener in het ziekenhuis of elders. “Met al die gegevens die deze sensoren continu verzamelen kunnen we mooie dingen doen in de zorg door vroegtijdig problemen bij patiënten te signaleren en daar proactief op te handelen”, zegt Den Braber.

“Op basis van dit soort inzichten kunnen we de omstandigheden of het gedrag van de patiënt aanpassen om zijn conditie sneller te verbeteren, zoals hem voldoende rust laten nemen op het juiste moment of hem tijdig de juiste dosis medicatie te geven. Bovendien kunnen deze gegevens snel worden geregistreerd en verwerkt en heel eenvoudig worden gedeeld met andere zorgverleners. Ze krijgen extra signalen rond hun patiënten en zelfs suggesties aangereikt van wat er aan de hand zou kunnen zijn.”

Patiënt

Ook voor de patiënt zelf is dit een belangrijke ontwikkeling, want het vergroot het zelfinzicht. De nieuwe technologie, tot voor nog niet zo lang geleden afgedaan als ondenkbaar, stelt (chronisch zieke) patiënten in staat zelf hun gezondheid te monitoren en de data hierover online bij te houden. Denk aan de weegschaal die het gewicht twittert of een bloeddrukmeter in contact met de arts. Zelf geeft Den Braber het voorbeeld van de hartmonitor van AliveCor. Een simpel hoesje om de smartphone met twee contactpunten om de vingers op te leggen of om aan de borst te houden, registreert het hartritme. Op afstand wordt het ECG gevolgd in het zorgcentrum. “De cardioloog kan ingrijpen als het de verkeerde kant op gaat. Patiënten met hartritmestoornissen gaan nu naar de spoedhulp in het ziekenhuis. Dat is een aanslag op de tijd van de arts. Dus het scheelt een boel tijd en kosten.”

Den Braber komt wel artsen tegen die vrezen straks veel meer data te moeten analyseren en interpreteren dan nu het geval is. Zijn antwoord: “Je kunt wel de hakken in het zand zetten en deze nieuwe toepassingen buiten de deur houden. Maar zo onthoud je je patiënten mogelijk van betere zorg. Deze ontwikkeling is onontkoombaar en het levert uiteindelijk tijdwinst op. Het geeft de arts de mogelijkheid om zich op basis van meer objectieve informatie bezig te houden met wat er echt toe doet: het gebruik van zijn ervaring, intuïtie en sociale factoren. Ook omdat patiënten veel meer zelf doen. Ik vind dat deze nieuwe ontwikkelingen ook een plek zouden moeten krijgen in de artsenopleiding. Anders blijf je als arts in oude gewoonten hangen.”

Ook interessant