Nieuws

Gemeenten en de WMO; hoe gaat het tot nu toe?

5 maart 2018, Supportbeurs

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) is nagegaan hoe de WMO 2015 het in de praktijk doet. De invalshoek hierbij was vooral hoe de gemeenten terugblikken op twee jaar WMO. De onderzoekers hebben ruim honderd gesprekken met betrokkenen in zes gemeenten gevoerd, aangevuld met een landelijke enquête onder gemeenten. Conclusie: de uitgangspunten van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) worden breed gedragen maar de concrete vertaling in de praktijk is nog voor verbetering vatbaar.

Theorie versus praktijk

Zelfredzaamheid, participatie, brede benadering van hulpvragen, maatwerk, lichtere vormen van ondersteuning… Gemeentelijke beleidsmedewerkers, WMO consulenten en aanbieders scharen zich achter deze uitgangspunten van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Maar ze ervaren dat het niet altijd even gemakkelijk is om dit naar de praktijk te vertalen. Zo kan er niet altijd een beroep gedaan worden op het sociale netwerk van zorgbehoevenden (mantelzorgers, vrienden, buren enz.). En bijvoorbeeld het inschakelen van vrijwilligers voor lichtere vormen van ondersteuning is in de praktijk vaak moeilijk, omdat er simpelweg te weinig geschikte vrijwilligers zijn. Hoewel gemeenten inzetten op een verschuiving van ‘zwaardere’ zorg (individueel, specialistisch) naar ‘lichtere’ zorg (algemeen, collectief), ziet twee derde van de gemeenten geen daling van de zware zorg; een kwart van de gemeenten merkt zelfs een stijging van de zwaardere zorg op.

Toegang tot WMO

In 2015 waren gemeenten vooral bezig met het oppakken van de nieuwe taken en het verzekeren van continuïteit in zorg en ondersteuning voor haar inwoners. Daarna is langzaam aan meer ruimte gekomen voor vernieuwing. Beleidsmedewerkers hebben de indruk dat de toegang tot ondersteuning dichter bij de burgers is gekomen en dat er meer ruimte voor maatwerk is. Maar ze erkennen dat de toegang wel ingewikkelder is geworden, waardoor het zowel voor inwoners als voor professionals niet altijd duidelijk is waar ze terecht kunnen met hun zorgvraag en welke instantie daarvoor verantwoordelijk is. Uit eerder onderzoek bleek dat zorgbehoevenden zelf klagen over de moeizame toegang tot WMO zorg en ondersteuning.

Gemeenten zijn nog volop bezig om de toegang tot de WMO te verbeteren. Zes op de tien gemeenten geven aan al aanzienlijke wijzigingen in de toegang tot de WMO te hebben aangebracht en bij ongeveer de helft van de gemeenten stonden in 2017 nog veranderingen op stapel. Vier op de vijf gemeenten werken nu met multidisciplinaire, gebiedsgerichte teams, zoals wijkteams. Deze wijkteams kunnen een belangrijk aanspreekpunt voor inwoners zijn, al kan de zichtbaarheid en toegankelijkheid van de teams vaak toch nog beter.

Vernieuwing zorg beperkt

Zorginhoudelijk hebben er minder vernieuwingen plaatsgevonden. Volgens gemeenten en aanbieders is dit te wijten aan ‘invoeringsperikelen’ en administratieve druk. Ook het feit dat gemeenten vaak kortlopende contracten met aanbieders afsluiten, maakt dat er voor aanbieders weinig stimulans is om in innovatie te investeren. Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) krijgt wel de indruk dat er langzamerhand vaker contracten voor langere tijd worden afgegeven, waardoor er meer ruimte voor vernieuwing komt.

Samenwerking

Een brede benadering van hulpvragen vraagt om een integrale aanpak. Maar door concurrentie tussen aanbieders, bureaucratie, hiërarchische organisatiestructuren, inflexibele contracten tussen gemeenten en aanbieders en onwennigheid, is integraal werken niet altijd even gemakkelijk. Over de regionale samenwerking zijn de meeste gemeenten wel tevreden. Bijna 80 procent van de gemeenten werkt samen op het vlak van beleidsvorming. De samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars verloopt dan weer helemaal niet soepel. Vooral in kleine gemeenten is de afstemming vaak ver te zoeken.

Conclusie

Het Sociaal en Cultureel Planbureau concludeert dat de gemeenten ‘al met al’ hun opdracht lijken op te pakken in de richting die in de WMO 2015 staat beschreven. Maar gemeenten en aanbieders hebben weinig zicht op concrete resultaten. Het is namelijk moeilijk te meten wat de concrete vorderingen zijn op het gebied van ‘passende ondersteuning, zelfredzaamheid en participatie’. Verder worden gebruikers van lichtere vormen van ondersteuning vaak niet geregistreerd, waardoor er weinig informatie beschikbaar is over het gebruik hiervan. Gemeenten zijn nog op zoek naar geschikte monitoring- en evaluatie-instrumenten.

Wordt binnen jouw gemeente de WMO breed gedragen door de medewerkers?

Overzicht alle artikelen over Wmo op SupportBeurs.nl > 

Ook interessant