Nieuws

Patiënt op nummer één bij wijkverpleegkundigen… regels volgen daarna

24 oktober 2018, Supportbeurs

In de decentralisatie van de zorg speelt de wijkzorg een zeer grote rol. Binnen de veranderde zorg wordt zelfredzaamheid steeds belangrijker en worden mensen gestimuleerd langer thuis te blijven wonen, óók als ze ziek of oud zijn. Wijkverpleegkundigen brengen de zorg nabij en signaleren vanuit een brede, generalistische kijk wat er bij een persoon, gezin of in de wijk speelt en welke oplossing daar het beste bij past. Dat doen ze naar grote tevredenheid van cliënten. Maar daarvoor moeten ze soms creatief omspringen met de regeltjes, zo blijkt uit verschillende onderzoeken.

Sjoemelen om ondervoeding te voorkomen

Eind september toonde het onderzoeksjournalistiek programma Monitor aan dat ruim één op de drie wijkverpleegkundigen sjoemelt met de regels om ervoor te zorgen dat ouderen die thuiszorg hebben, voldoende te eten krijgen. Uit cijfers * blijkt dat 30 tot 40 procent van de ouderen die thuiszorg hebben ondervoed is. Bijna 80 procent van de ruim zevenhonderd wijkverpleegkundigen die op de peiling reageerden, gaf aan dat ze daadwerkelijk in aanraking komen met ouderen die ondervoed zijn, maar de juiste hulp niet krijgen. De helft van deze respondenten heeft een hbo-opleiding genoten en mag ‘indiceren’. Dit wil zeggen dat ze mogen vaststellen welke zorg nodig is en hoe het geregeld moet worden. Deze groep geeft aan dat ze soms creatief omgaan met de regels om ondervoeding van hun cliënten te voorkomen.

Het wordt hen door de ingewikkelde regels gewoon te lastig gemaakt om de nodige ondersteuning te regelen. Zo is het sinds de invoering van de drie nieuwe zorgwetten (Wet maatschappelijke zorg, Jeugdwet, Participatiewet) vaak onduidelijk of maaltijdondersteuning onder de bevoegdheid van de gemeente, de zorgverzekeraar of het Rijk valt. Ook ervaren bijna zeven op de tien wijkverpleegkundigen problemen bij de aanvraag van maaltijdondersteuning, bijvoorbeeld omdat gemeente en zorgverzekeraar naar elkaar wijzen, het te lang duurt voor ze de hulp toekennen, of omdat ze de aanvraag afwijzen. Wijkverpleegkundigen zoeken daarom maar naar creatieve oplossingen: ze plaatsen de maaltijden bijvoorbeeld onder een andere activiteit.

Stil verzet door wijkverpleegkundigen

Het creatief moeten omgaan met regels, blijkt ook uit het meerjarig onderzoeksproject “De belofte van nabijheid”. * De bevindingen van dit onderzoek zijn te lezen in het recent verschenen boek “De verhuizing van de verzorgingsstaat. Hoe de overheid nabij komt”.

Allereerst het positieve nieuws: na drie jaar decentralisatie is er inderdaad sprake van meer nabijheid en meer maatwerk. Cliënten zijn tevreden over en waarderen de fysieke nabijheid van professionals in de nieuwe wijkteams. Ook de wijkverpleegkundigen zelf waarderen de grotere vertrouwdheid die tussen cliënten en professionals ontstaat en de mogelijkheden op het gebied van maatwerk. Maar deze resultaten zijn niet bepaald aan het gevoerde beleid te danken. “Maatwerk niet dankzij, maar ondanks het beleid, zo zou je kunnen zeggen. De onderzoekers noemen het ‘stil verzet’ van de wijkteammedewerkers, die vaker zelf lichte hulp en ondersteuning bieden of professionele hulp adviseren en regelen in plaats van nog een groter beroep te doen op naasten. […] Ook komt het regelmatig voor dat professionals het probleem een beetje aanzetten opdat de beoogde oplossing in lijn is met het beleid”, zo staat op BinnenlandsBestuur.nl te lezen. BureauDeHelling.nl gaat nog een stapje verder: “Dat de decentralisaties zonder grote rampen verlopen, is in hoge mate te danken aan . hun (wijkteammedewerkers, red.) inzet en toewijding én aan stil verzet, waardoor ze, ook als het netwerk dit eigenlijk zou moeten doen, mensen met problemen en vragen toch vaak goed helpen”.

Zelfredzaamheid is loos begrip

Het beleidsideaal in de nieuwe zorgwetten is het verbeteren van de zelfredzaamheid van cliënten. De zogeheten ‘zelfredzaamheidmatrix’ is bij veel gemeenten een belangrijke maatstaf om het succes van het ingezette beleid in kaart te brengen. Maar volgens de onderzoekers heeft dit begrip een zodanig brede betekenis gekregen, dat het eigenlijk geen maatstaf meer kan vormen voor het meten van het succes van het beleid. Onder zelfredzaamheid wordt zowel verstaan ‘wat je zelf kunt doen zonder hulp’ als ook ‘dat je je eigen netwerk aanspreekt voor hulp’ en ‘dat je professionele hulp vraagt’. Op die manier is elke stap die een cliënt maakt eigenlijk wel als een stap naar meer zelfredzaamheid te beschouwen. Maar dat zegt vaak weinig of niets over de praktijk.

Inzet eigen netwerk

Onderzoek wees uit dat wijkteamleden en Wmo-consulenten bijna altijd een poging doen om het netwerk van cliënten in te schakelen. Slechts in drie van de 66 keukentafelgesprekken leidde dit ook daadwerkelijk tot een grotere inzet van het netwerk. Reden daarvoor is dat cliënten meestal eerst al veelvuldig een beroep hebben gedaan op familie, vrienden en buren, voor ze aankloppen bij het wijkteam of het Wmo-loket. De ‘rek’ uit het eigen netwerk is er vaak al uit en (meer) professionele hulp is dan ook noodzakelijk.

Als wijkverpleegkundigen ‘zoals het hen is aangeleerd’ cliënten ertoe bewegen nóg meer van hun netwerk te vragen, leidt dit vaak tot schuld- en schaamtegevoelens bij de cliënten zelf en / of hun naasten. De naasten kunnen de gedane beloften in werkelijkheid niet nakomen en cliënten blijven zo teleurgesteld en eenzaam achter. “Veel mensen willen hun naasten graag hulp geven, maar op hun eigen voorwaarden, niet ten dienste van een beleidsdoel als vergroting van ‘zelfredzaamheid”, aldus de onderzoekers.

Nog meer bezuinigingen op sociale domein?

De onderzoekers waarschuwen de politiek dan ook om zich niet blind te staren op cijfers die aangeven dat de zelfredzaamheid is toegenomen en vervolgens (nog meer) op het sociale domein gaan bezuinigen. Om de zelfredzaamheid van mensen écht te monitoren, is het belangrijk dat het woord maar één lading dekt en wel ‘dat mensen zichzelf kunnen redden en geen hulp van anderen nodig hebben’. Daarnaast willen de onderzoekers dat er naast zelfredzaamheid ook andere succesfactoren / idealen geformuleerd worden, zoals ontplooiing, kwaliteit van leven, sociale mobiliteit, solidariteit, gelijkheid of vrijheid. Alleen zo kun je beoordelen of iemand vooruitgaat in het leven.

* afkomstig van de Stuurgroep Ondervoeding

** sinds 2014 uitgevoerd door onderzoekers van de Universiteit van Humanistiek en de Universiteit van Amsterdam in zes gemeenten

Ook interessant