Regels nodig voor inzet dieren in zorghulpverlening?

Dieren worden steeds vaker ingezet in de zorghulpverlening. En dan hebben we het niet alleen over de bekende hulphonden en blindengeleidehonden, maar ook over bijvoorbeeld paardencoaching. De Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) komt steeds meer verschillende zogeheten ‘animal assisted interventions’ (AAI) tegen. In Nederland bestaan er geen regels voor de inzet van dergelijke ‘dierbare zorgverleners’, soms komen dan ook onkunde en misstanden voor. De RDA pleit er daarom voor deze sector te professionaliseren.
Waarom dieren in de zorg?
Verschillende onderzoeken tonen aan dat de omgang met huisdieren lichamelijke en mentale voordelen biedt: ontspanning, lagere bloeddruk, motivatie, verbetering van het zelfbeeld, bevorderen van het leggen van contacten… Daarom wordt ook steeds vaker bekeken of de inzet van dieren in de zorg tot positieve resultaten kan leiden bij onder andere mensen met autisme, gedragsproblemen, ADHD, depressie, leesvaardigheidsachterstand, syndroom van Down en dementie. Paarden worden bijvoorbeeld ingezet om te helpen bij het verwerken van trauma’s, het vergroten van het zelfvertrouwen en het bereiken van spierontspanning bij mensen met een spastische aandoening. Mensen met een ernstige lichamelijke beperking die niet in staat zijn zelfstandig paard te rijden, kunnen ‘huifbedrijden’. Ze liggen dan in een frame op een doek dat vlak boven de rug van twee paarden gespannen is. De beweging van de paarden zorgt dan voor ontspanning.
Verschillende soorten animal assisted interventions
Er zijn twee soorten van AAI. Enerzijds de zogeheten ‘animal assisted activities’ (AAA), waarbij bijvoorbeeld honden zieken of ouderen bezoeken om hen op te vrolijken of af te leiden. Anderzijds de ‘animal assisted therapy’ (AAT), waarbij de therapie voor bijvoorbeeld een psychiatrische patiënt of revalidatiepatiënt doelgericht ondersteund wordt door het inzetten van een dier. Het verschil tussen beiden is dat bij een AAT er altijd een professionele therapeut of begeleider aanwezig is, die het behandelplan opstelt en de vorderingen nauwkeurig bijhoudt.
Meer regels nodig
Conclusie van de RDA is dat er tegenwoordig vrij veel AAI aangeboden worden, sommigen lijken al wat professioneler aangepakt dan anderen, maar dat een goed overzicht niet bestaat. Ook zijn organisaties niet gehouden aan regels, zodat er geen garantie is op de kwaliteit die wordt geboden. Iedereen kan zo maar dierondersteunde interventies aanbieden, zonder dat er scholing, vaardigheden of kennis voor moet worden opgedaan of aangetoond.
Er is dus nood aan professionalisering van deze sector, aldus de RDA. Dat kan door de oprichting van een beroepsvereniging, die vervolgens een kwaliteitskeurmerk invoert. Ook moeten er regels komen over de selectie en opleiding van dieren, die in de zorghulpverlening ingezet worden. Daarnaast dient tijdens de interventie goed gekeken te worden naar de werkbelasting van de dieren en of de dieren bijvoorbeeld last hebben van stress.
“Hulphonden zijn 24 uur per dag, zeven dagen per week aan het werk. Maar ook die hebben vrije tijd nodig”, verklaart gezondheidspsycholoog Nienke Endenburg, die ook in de RDA zit. Dat het met de dieren goed gaat, is volgens haar ook zeer belangrijk voor de mensen: “Want als dieren niet goed in hun vel zitten, is de kans op bijvoorbeeld bijtwonden of trapincidenten groter”.
Wat vind jij? Dient er regelgeving te komen voor dierondersteunde interventies?