Nieuws

Taalontwikkelingsstoornis schreeuwt om tijdige en passende de zorg

16 april 2015, Supportbeurs

Van alle Nederlandse kinderen heeft 5 tot 7 procent een taalontwikkelingsstoornis. Deze stoornissen worden vaak helemaal niet, of te laat gesignaleerd. Hierdoor krijgen kinderen met een dergelijke stoornis niet altijd de hulp die ze nodig hebben. En tijdige, adequate hulp maakt nu net het verschil.

Te laat gesignaleerd

Als we een kijkje nemen in een doorsnee klas van dertig kinderen, dan hebben twee van de leerlingen gemiddeld genomen een taalontwikkelingsstoornis (TOS). Hierbij valt te denken aan stoornissen als dyslexie of ADHD. Deze stoornissen, waarvan de oorzaak nog niet bekend is, worden lang niet altijd opgemerkt, of relatief laat pas gesignaleerd. En dat terwijl de kinderen met een TOS juist alleszins gebaat zijn bij een tijdige diagnose. Onlangs vroeg de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF) aandacht voor dit probleem.

TOS versus taalachterstand

Momenteel weten zowel ouders als docenten relatief weinig over TOS. De overheid besteedt de laatste jaren veel aandacht aan het oplossen van taalachterstand, maar een taalachterstand is niet hetzelfde als een taalontwikkelingsstoornis. Bij een achterstand is er sprake van te weinig taalaanbod, bijvoorbeeld in gezinnen met laagopgeleide ouders. Voor kinderen met een TOS is tot op heden in feite te weinig aandacht, waardoor zij niet de zorg krijgen die ze nodig hebben om nu en in de toekomst goed te functioneren. Taallessen bieden kinderen met een TOS niet voldoende; zij hebben bijvoorbeeld ook logopedie nodig en krijgen dat nu vaak niet.

Geen tijd te verliezen

Een taalontwikkelingsstoornis is een handicap die makkelijk over het hoofd wordt gezien, maar die wel degelijk veel effect heeft op iemands functioneren. Op dit moment, zo zegt hoogleraar Logopediewetenschap Ellen Gerrits, komen kinderen te vaak ten onrechte terecht in de Vroeg- en Voorschoolse Educatie (VVE). Zij hebben echter niet zozeer een taalprobleem dat opgelost moet worden, maar een stoornis die gebaat is bij een zorgtraject. Bij te snelle plaatsing in de VVE wordt kostbare tijd verloren; als later blijkt dat een andere aanpak nodig is, is vroegtijdige passende zorg al niet meer mogelijk – terwijl dát nu juist is wat deze kinderen nodig hebben (bron: Nationale Zorggids).

Eerder schreven we al dat laaggeletterdheid een belemmering vormt als het gaat om gezondheidsvaardigheden. Hoewel een taalontwikkelingsstoornis en laaggeletterdheid beslist niet hetzelfde zijn, is het in beide gevallen van belang om als zorgverlener extra alert te zijn. Ook een TOS kan immers een rol spelen in de manier waarop iemand in staat is om de “actieve, sturende rol in hun gezondheid, ziekte en zorg op zich te nemen” die van hen verwacht wordt.

Europese aandacht

Dat taalontwikkelingsstoornissen aandacht verdienen, is inmiddels ook in Europees verband opgepakt. Het EU-programma COST (European Cooperation in Science and Technology) bevordert internationale wetenschappelijke samenwerking. Binnen dit programma wordt onder de noemer ‘Enhancing children’s oral language skills’ tot en met 2018 gewerkt aan onderzoek naar taalontwikkelingsstoornissen. Hierbij werken onderzoekers samen met professionals die werkzaam zijn in de praktijk. Het onderzoek moet informatie opleveren over signalering, het stellen van een diagnose en de manier van behandelen en begeleiden.

Ook interessant