Verschil in Wmo-tarieven gevolg beleidsvrijheid gemeenten
De Wmo heeft al heel wat stof doen opwaaien. Onlangs kwam aan het licht dat er grote verschillen zijn in de Wmo-tarieven die gemeenten hanteren. Staatssecretaris van Rijn ziet echter geen reden om tot actie over te gaan.
Maatwerk leidt tot lokale verschillen
PVV-kamerlid Karen Gerbrands stelde de grote verschillen in de Wmo- tarieven die tussen gemeenten bestaan aan de kaak. Dat deze verschillen enorm zijn, bleek uit onderzoek van de Universiteit Twente. Zo lopen de verschillen in tarieven die gemeenten betalen aan zorgaanbieders voor bijvoorbeeld individuele begeleiding op tot maar liefst 100 procent!
Staatssecretaris van Rijn gaf te kennen niet van plan te zijn deze verschillen in Wmo-tarieven aan te pakken. Ook nader onderzoek naar uiteenlopende tarieven acht hij niet nodig. Als verklaring daarvoor wijst Van Rijn op het feit dat de Wmo streeft naar een beleidsvoering die past bij de plaatselijke wensen en mogelijkheden. Gemeenten worden geacht hun cliënten maatwerk te bieden. Dit betekent dat er verschillende beleidskeuzes gemaakt worden, dat er verschillende zorgmogelijkheden aangeboden worden en dus ook dat de tarieven er anders uitzien. Maatwerk per gemeente leidt volgens Van Rijn logischerwijze tot tariefverschillen.
Onrust rondom te grote bezuinigingen
Afgelopen tijd is er ook al veel onrust ontstaan omdat gemeenten aanzienlijk meer in de Wmo-voorzieningen lijken te zijn gaan snijden dan absoluut noodzakelijk is. De onderzoekers van de Universiteit Twente schrijven dat het ‘schrikbarend’ is hoeveel de tarieven en de bezuinigingen uiteen lopen. Het lijkt dat gemeenten veel meer bezuinigen op de Wmo dan strikt noodzakelijk is. Het Wmo-budget is 11 procent kleiner geworden. Gemiddeld zijn gemeenten echter met maar liefst 17 procent gaan korten. Er zijn gemeenten die ‘slechts’ 10 procent bezuinigen, maar ook gemeenten die 30 procent minder uitgeven! SP-Kamerlid Renske Leijten diende eind maart 2015 al een initiatiefnota in die pleitte voor een basistarief om de aanbodverschillen tussen gemeenten tegen te gaan.
Kwaliteit en continuïteit gewaarborgd?
De staatssecretaris is echter van mening dat tariefverschillen rechtstreeks voortkomen uit de beleidsvrijheid die gemeenten hebben. De Wmo houdt in dat gemeenten ervoor moeten zorgen dat mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. De invulling van deze verantwoordelijkheid bepaalt iedere gemeente afzonderlijk. Dat er onderlinge tariefverschillen zijn, betekent volgens Van Rijn niet dat de kwaliteit van de zorg in het geding is. Volgens de staatssecretaris is het aan de individuele gemeenteraden om in een verordening vast te leggen waar de voorzieningen aan moeten voldoen, om zo kwaliteit en continuïteit van de zorg te waarborgen.
Van Rijn draagt hiermee het credo ‘Verschil moet mogen’ uit. Geen focus meer op doelgroepen, maar op individuele mensen. Het ziet ernaar uit dat leven naar dat credo voorlopig nog wel de nodige uitdagingen met zich mee zal brengen. De toekomst zal uitwijzen of kwaliteit en continuïteit van de zorg binnen de huidige gemeentelijke beleidsvrijheid gewaarborgd worden.