VITA-16 brengt vitaliteit in kaart
TNO en het RIVM ontwikkelden samen de Vita-16 vragenlijst die de vitaliteit van personen en groepen meet. Dit instrument meet de drie kerndimensies van vitaliteit: energie, veerkracht en motivatie. De Vita-16 helpt beleidsmakers om hun organisatie, regio of andere doelgroepen in kaart te brengen, te volgen en de effecten van beleid te evalueren.
Definitie van vitaliteit
Tijdens het ontwikkelen van de Vita-16 formuleerden TNO en RIVM een algemene omschrijving van het begrip ‘vitaliteit’. Deze luidt: ‘Vitaliteit omvat de dimensies energie, motivatie en veerkracht, waarbij energie wordt gekenmerkt door zich energiek voelen, motivatie door doelen te stellen in het leven en moeite te doen om deze te behalen, en veerkracht door het vermogen om met de dagelijkse problemen en uitdagingen van het leven om te gaan.’
Vitale burgers zijn participerende burgers
Uitgangspunt is dat hogere vitaliteit zal leiden tot een hogere maatschappelijke participatie. Mensen nemen sneller deel aan het sociale leven en het arbeidsproces als ze zich vitaal voelen. Dat zorgt weer voor een betere balans tussen maatschappelijke kosten en baten, bijvoorbeeld in de zorg en de sociale zekerheid.
Positieve benadering van gezondheid
Het meten van vitaliteit past bij een positieve benadering van de gezondheid. Het legt niet de nadruk op ziekte of wat iemand niet kan, maar juist op wat iemand wél kan. Iemand met een ziekte of beperkingen kan immers vitaal zijn en participeren in de maatschappij. Dat de Vita-16 de positieve aspecten van de gezondheid in kaart brengt, past ook bij het speerpunt ´vitale samenleving´ van de overheid.
Regionale meting
De korte vragenlijst Vita-16 kan gebruikt worden om de vitaliteit van inwoners van een regio, stad of wijk in kaart te brengen. Daaruit kan worden afgeleid welke groepen zich minder vitaal voelen en waar het beleid dus op gericht moet zijn. De Vita-16 is ook te gebruiken om na te gaan of het vitaliteitsbeleid daadwerkelijk leidt tot een hogere vitaliteit. Doordat vitaliteit meetbaar is geworden, valt ook een relatie te leggen tussen vitaliteit, participatie en maatschappelijke kosten en baten.
Bron: TNO/RIVM