Voorlopige balans passend onderwijs

In de zomer van 2014 trad de Wet Passend Onderwijs in werking, met als doel meer leerlingen die zorg nodig hebben tóch in reguliere klassen onderwijs te laten volgen. Scholen zijn verantwoordelijk om ondersteuning op maat aan te bieden. Minister van Basis- en Voortgezet onderwijs en Media, Arie Slob, heeft een vertelpunt geopend. Hier kunnen leerkrachten, ouders, leerlingen en andere professionals in en rond de klas anoniem hun ervaringen delen. Want hoewel uit onderzoeken blijkt dat kinderen met én zonder een beperking er baat bij hebben om samen in dezelfde klas te zitten, is het in de praktijk toch niet zo simpel om het regulier onderwijs inclusiever te maken.
Passend onderwijs
Het uitgangspunt van de Wet Passend Onderwijs is dat alle leerlingen een plek krijgen op een school die past bij hun kwaliteiten en mogelijkheden, zodat elk kind gestimuleerd wordt om het beste uit zichzelf te halen. Scholen bieden kinderen die extra zorg of ondersteuning nodig hebben, de nodige extra hulp aan (‘zorgplicht’). Alleen leerlingen die écht specialistische of intensieve begeleiding nodig hebben, gaan dan naar het speciaal onderwijs. Wanneer de ondersteuning op reguliere scholen goed geregeld is, moet dit ertoe leiden dat minder kinderen thuis blijven en dat minder kinderen moeten uitwijken naar speciaal onderwijs. Dat blijkt echter niet te gebeuren, het aantal thuiszitters blijft onverminderd hoog én afgelopen jaar zijn het speciaal onderwijs en speciaal basisonderwijs, ondanks de bevolkingskrimp, opnieuw gegroeid met in totaal ongeveer 2.000 leerlingen.
Het verkleinen van het speciaal onderwijs is geen doel op zich. Belangrijker is dat kinderen op de plek terechtkomen waar zij zich het beste ontwikkelen. De sectororganisatie voor het primair onderwijs, PO-Raad, ziet een aantal problemen, zoals het lerarentekort, de wachtlijsten in de zorg, de zogenaamde verevening en de herverdeling van de onderwijsachterstandsmiddelen. Dit kunnen als verklaring dienen voor het feit dat inclusief, passend onderwijs op dit moment nog niet echt van de grond komt.
Voordelen van inclusief onderwijs
Onderzocht is * welke invloed het schooltype heeft op het sociale leven van kinderen met een beperking. Hieruit blijkt dat kinderen een grotere, bredere én meer diverse vriendenkring opbouwen in het regulier onderwijs dan in het speciaal onderwijs. En vice versa; door de interactie met klasgenoten met een beperking leren kinderen zonder beperking begrip en acceptatie.
Kinderen en jongeren met een beperking willen gewoon kunnen meedoen. En als de school hen daarin passend ondersteunt, dan kán dat ook. Zo kreeg basisschool De Bolster uit Sint Michielsgestel onlangs nog het predicaat ‘Excellent’ van de Onderwijsinspectie omwille van haar ‘baanbrekende aanpak’ om ook dove en slechthorende kinderen een passende plek te bieden. Uit bovenvermeld onderzoek blijkt echter ook dat de extra ondersteuning op speciale scholen nog altijd beter geregeld is dan in het regulier onderwijs.
Samenwerking voor meer maatwerk
Sinds 2014 zitten reguliere en speciale scholen samen in regionale samenwerkingsverbanden, die het overheidsgeld zelf verdelen en besteden. Dit moet ervoor zorgen dat budgetten beter beheersbaar zijn en er meer maatwerk mogelijk is. Ook moet dit systeem tot een vereenvoudiging leiden. Want omdat scholen nu zelf een zorgplicht hebben, moeten zij (en niet meer de ouders) op zoek naar een passende plek voor een leerling. Dat scheelt ouders vaak een lange zoektocht, frustraties en ingewikkelde procedures voor het aanvragen van een indicatie.
De Wet Passend Onderwijs heeft er nu al voor gezorgd dat regulier en speciaal onderwijs beter samenwerken, er meer aandacht is voor kinderen die vanwege een beperking thuiszitten en scholen ook beter nadenken over hoe ze elke leerling een passend aanbod kunnen bieden. Dit leidt op zijn beurt ook tot een kwaliteitsverbetering van het basisonderwijs. Maar er is nog steeds een weg te gaan.
Probleempunten passend onderwijs
Eén van de aandachtspunten is de zogeheten verevening. Dit houdt in dat de overheid de middelen voor zware ondersteuning gelijk verdeelt over het hele land. Dat lijkt eerlijk, maar is het niet omdat het aantal jongeren met een beperking niet gelijk is verdeeld over de regio’s. Sommige regio’s zagen door de verevening hun budget met miljoenen euro’s verminderen en dat kan in de praktijk negatief doorwerken op de geleverde kwaliteit van het onderwijs. Al houdt minister Slob vol dat er geen significant verschil in kwaliteit is.
Ook zitten er haken en ogen aan de wet wat de toegang tot het speciaal onderwijs betreft. Zo verschilt het per gemeente om een toelaatbaarheidsverklaring aan te vragen. Ook afstemming met jeugdzorg is een knelpunt: vroeger kwam het geld rechtstreeks uit Den Haag, nu moeten er vaak meerdere samenwerkingsverbanden over debatteren.
Speciaal onderwijs is soms ook passend onderwijs
Het draagvlak voor passend onderwijs begint, óók onder leraren en schoolleiders, af te brokkelen. Dat blijkt uit een recent onderzoek van de Onderwijsbond CNV onder 5.300 leden uit het basis-, voortgezet en middelbaar onderwijs. Het grote punt is dat leraren door de komst van zorgleerlingen in het regulier onderwijs, niet meer elke leerling voldoende aandacht kunnen geven. En dat is frustrerend, zowel voor de leraren als voor de kinderen. De situatie wordt er niet beter op nu de klassen groter worden en er een tekort aan onderwijzend personeel is.
We hadden ook niet kunnen weten dat als wij toch de noodzaak zien om een kind naar speciaal onderwijs te laten gaan, dit zó verschrikkelijk tijdrovend en administratief belastend zou worden”, verzucht een schoolleider aan de Telegraaf. Passend onderwijs zorgt er nu voor dat kinderen, die wellicht toch beter af zouden zijn met speciaal onderwijs, het toch té lang moeten proberen op een reguliere school. “Ik denk ook dat leerlingen langer dan goed voor ze is in het reguliere onderwijs blijven zitten, en dat ze daardoor slechter dan nodig in het speciaal onderwijs belanden. Als ik docenten in het speciaal onderwijs spreek, zeggen ze allemaal: mijn groep is zoveel ingewikkelder geworden dan vijf jaar geleden. En ze hebben allemaal voorbeelden van leerlingen die twee, drie jaar boven hun kunnen hebben moeten boksen in het reguliere onderwijs en die totaal opgebrand in het speciaal onderwijs terecht komen”, stelt SP-Kamerlid Peter Kwint.
Een eindevaluatie van passend onderwijs staat voor 2020 gepland, maar tijdens het Tweede Kamerdebat op 31 januari werd al beslist om deze datum naar voren te halen.
* onderzoek door MIND Landelijk Platform Psychische Gezondheid, de Patiëntenfederatie Nederland en Ieder(in) onderzochten in 2018 met hulp van de Radboud Universiteit Nijmegen