Vraag & antwoord – Kiest gemeente altijd meest goedkope optie voor woningaanpassing?

Ons huis verbouwen kost 150.000,- euro, een potentieel ander huis kan geschikt gemaakt worden voor 60.000,- euro. Mag de gemeente dan volstaan met een bijdrage van 25.000,- euro?
Antwoord door Ir. Johan Grootveld – Architect en adviseur voor woningaanpassingen:
Uw gemeente moet vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ‘compenseren’ voor de beperkingen die u als aanvrager ondervindt. Verstandig is om zelf (of met een adviseur) alvast de ergonomische en bouwkundige mogelijkheden te (laten) onderzoeken. In een “keukentafelgesprek” kunt u in een overleg met de gemeente vervolgens uw wensen en (bouw)plannen laten zien. Op dat moment geeft de Wmo aan wat het beleid en de mogelijkheden zijn. Uw ondervonden beperkingen zijn daarin leidend. Net als de bouwtechnische mogelijkheden. Deze moeten zo objectief mogelijk worden vastgesteld aan de hand van een zorgvuldig en deskundig uitgevoerd onderzoek. Door de gemeente zelf of door een via hen ingeschakeld adviesbureau.
Als er meerdere oplossingen mogelijk zijn voor uw woonsituatie, zoals vaak het geval is, kiest de gemeente bijna altijd voor de meest goedkope optie. In geval van een verbouwing in uw eigen woning van euro 150.000,- en een verhuizing naar een andere, goedkoper te verbouwen woning van euro 60.000,- zal de gemeente dus van die laatste optie uitgaan. Tenzij zij een nog goedkopere optie uit de hoge hoed kunnen toveren. Dit zou bijvoorbeeld een nog niet besproken optie ter waarde van de genoemde euro 25.000,- kunnen zijn. Wel dient elke oplossing voldoende compenserend te zijn. Al behoeft een oplossing lang niet altijd overeen te komen met wat u als aanvrager graag had gewild.
Zomaar een bedrag van (bijvoorbeeld) 25.000,- euro prikken, zonder dat hieraan een voldoende compenserende voorziening ten grondslag ligt, mag niet binnen de Wmo. Ook niet als “ergens” in de gemeentelijke regelgeving dergelijke vaste bedragen zijn vastgelegd. Die regelgeving zou daarmee in strijd met de Wmo zijn. Het gaat namelijk altijd om “maatwerk”.Er moet dus echt voldoende duidelijk worden aangetoond, dat er een vastgestelde, “goedkoopst compenserende voorziening” bestaat, die met het toe te kennen bedrag daadwerkelijk te realiseren valt.
In alle gevallen heeft de gemeente wel de vrijheid om al dan niet te kiezen voor het opleggen van een eigen bijdrage in de vorm van een vast maandbedrag, dat vervolgens via het CAK wordt afgehandeld en geïnd. Dat is tegelijk de enige manier waarop een gemeente onder de Wmo 2015 financiële invloed kan en mag uitoefenen.