Werkende mantelzorgers verlangen flexibele werktijden en meer begrip

Nederland telt zo’n vijf miljoen mensen die informele hulp verlenen, waaronder zo’n vier miljoen mantelzorgers[i]. Bijna de helft van hen combineert het verlenen van hulp en zorg met een baan. De verwachting is dat hun aandeel zal toenemen. Uit onderzoek blijkt dat de combinatie werk – mantelzorg meestal geen problemen oplevert. Maar mantelzorgers die intensief c.q. veel uren per week zorg verlenen, ervaren die problemen wel. Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) vroeg ruim 3.800 werkende mantelzorgers naar hun ervaring met de combinatie werk – mantelzorg en het effect ervan op hun kwaliteit van leven[ii].
Steeds meer werkende mantelzorgers
Op dit moment combineert een kwart van de 16 tot 69 jarigen, bijna twee miljoen mensen, een baan van minimaal 12 uur per week met het geven van mantelzorg. Hiervan is één op de drie een werkende vrouw en één op de vijf een werkende man. De verwachting is dat er steeds meer werkende mantelzorgers komen. Enerzijds omdat mensen steeds ouder worden en er vanuit overheidswege steeds meer nadruk komt op de inzet van hulp uit het eigen netwerk en anderzijds omdat de arbeidsdeelname van vrouwen en oudere werknemers toeneemt, groepen die traditioneel meer mantelzorg verlenen.
Ruim zeven op de tien werkende mantelzorgers (73 procent) vindt arbeid en mantelzorg goed te combineren. Het wordt echter een ander verhaal voor mensen die intensieve mantelzorg (wekelijks minimaal 8 uur) geven. Het gaat dan om ongeveer 400.000 mensen. Ze werken gemiddeld 31 uur per week en helpen/zorgen daarnaast 21 uur per week. In totaal zijn zij zo dus wekelijks 52 uur in de weer. Zij ervaren veel tijdsdruk en een relatief lage kwaliteit van leven. Een ruime meerderheid van de werkende mantelzorgers heeft het gevoel te ‘moeten’ helpen, omdat de hulpbehoevende alleen door hem / haar geholpen wil worden of omdat er gewoon niemand anders beschikbaar is. Dit wordt ook wel ‘mantelzorgklem’ genoemd.
Combinatie werk en mantelzorg soms problematisch
De meerderheid van de werkende mantelzorgers plant de zorg in op een vrije doordeweekse dag of in het weekend. Ruim één op de drie werkende mantelzorgers helpt vaak of vrijwel altijd op of na een werkdag. Een derde van de mantelzorgers wordt op of na een werkdag dan ook wel eens gebeld door / voor de persoon die hulp nodig heeft. En soms moet de mantelzorger het werk ook daadwerkelijk verlaten om een helpende hand te bieden. Eén op de zeven mantelzorgers heeft hiermee te maken… wie intensief voor iemand zorgt, vaker dan anderen.
Eén op de vier mantelzorgers geeft aan enige moeite te ervaren om werk en zorgtaken te combineren. Eén derde van de werkende mantelzorgers die intensief voor iemand zorgen, geeft aan redelijk tot veel moeite te hebben met de combinatie werk en zorg. Intensieve helpers met een baan zijn substantieel minder tevreden over hun leven dan werkenden die geen mantelzorg verlenen. Werkende mannen die intensief helpen zijn eerder ontevreden over hun leven dan werkende vrouwen in een vergelijkbare situatie. Ook speelt de relatie tot de persoon voor wie men zorgt, mee. Mantelzorgers die hun partner of kind helpen blijken vaker ontevreden met het leven dan wie verdere familieleden of bekenden helpt. Een verklaring hiervoor zit in de emotionele betrokkenheid en het feit dat de impact op het dagelijkse leven groter is als je de zorg voor een partner of kind op je neemt. Ook mantelzorgers die zorgen voor personen met een psychisch probleem, zijn minder dan gemiddeld tevreden over hun leven.
Een andere factor hoe een mantelzorger zijn/haar kwaliteit van leven ervaart, is de tijdsdruk. Intensieve helpers met een baan én mantelzorgers die het gevoel hebben in een ‘mantelzorgklem’ te zitten, ervaren een relatief hoge tijdsdruk. Dat geldt ook voor helpers die te maken hebben met een zorgbehoevende met een terminale ziekte, een verstandelijke beperking of een psychisch probleem
Mogelijkheden om werk en zorg beter te combineren
Er bestaan verschillende mogelijkheden en regelingen waar mantelzorgers gebruik van kunnen maken om werk en zorg beter te combineren. Zo zijn er verlofregelingen en de mogelijkheid van flexibele werktijden of om vaker thuiswerken… Sommige werkende mantelzorgers kiezen ervoor om hun baan aan te passen aan hun mantelzorgtaak en minder uren te gaan werken. Maar dat is financieel niet voor iedereen haalbaar. Uit het onderzoek blijkt verder dat lang niet iedereen hun leidinggevende op de hoogte brengt van hun mantelzorgtaken.
Ruim de helft van de werkende mantelzorgers doet dat wél en een grote meerderheid (75 procent) ervaart dan begrip van de leidinggevende. Eén op de vijf mantelzorgers maakt afspraken over de mogelijkheid om direct vrij te kunnen nemen als dat nodig is of over flexibele werktijden. Flexibiliteit op het werk vinden veel werkende mantelzorgers erg belangrijk in het volhouden van de combinatie werk – zorg. Wie dit zo kan regelen, ervaart minder tijdsdruk. Dit is vooral voor intensieve helpers belangrijk. Onderzoekers adviseren werkgevers om het initiatief niet alleen vanuit de werknemer te laten komen maar zelf ook een proactieve houding aan te nemen en een gesprek met een mantelzorg gevende medewerker aan te gaan. Een werkgever die begrip toont en meedenkt, kan het een mantelzorger gemakkelijker maken om de combinatie werk – zorg vol te houden.
Maar het is maar de vraag hoe ver de verantwoordelijkheid van werkgevers gaat. Uit recent onderzoek blijkt dat dit ook een vraag is waarmee werkgevers zelf worstelen. Veel werkgevers voelen zich verantwoordelijk voor een goed evenwicht tussen werk en zorg van hun werknemers, maar ze nemen niet altijd maatregelen om dit te faciliteren… of ze zien niet altijd in hoe ze dat kunnen doen. Vaak is ook meer nodig dan alleen begrip tonen of meedenken om de last op de schouders van de werkende mantelzorger te verlichten. Denk bijvoorbeeld aan respijtzorg, andere ondersteuning van naasten of van gemeenten in het kader van WMO.
[i] SCP, “Voor elkaar? Stand van de informele hulp in 2016”, december 2017.
[ii] SCP, “Werk en mantelzorg. Kwaliteit van leven en het gebruik van ondersteuning op het werk”, februari 2019.