Nieuws

Wmo: nog veel winst te behalen bij inkoop hulpmiddelen

10 april 2019, Supportbeurs

Gemeenten zijn met de komst van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) verantwoordelijk om zorg en ondersteuning te bieden aan inwoners met een ziekte of beperking. Daar vallen ook hulpmiddelen en bijvoorbeeld woningaanpassingen onder; onmisbaar voor veel mensen om toch zo zelfstandig mogelijk te leven, werken en wonen. Het regelen van hulpmiddelen verloopt bij gemeenten echter niet altijd even vlot. Of de aanvraag, verstrekking en kwaliteit van de hulpmiddelen goed verloopt, verschilt van gemeente tot gemeente.

Kwaliteit als standaard

In sommige gemeenten lopen de wachttijden voor afhandeling van Wmo-aanvragen hoog op en/of verloopt de samenwerking met leveranciers van hulpmiddelen niet goed. Eerlijk is dat natuurlijk niet en verschillende organisaties zijn al aan de slag om te proberen het hulpmiddelenbeleid van gemeenten te stroomlijnen en te verbeteren.

Ook minister De Jonge van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) volgt de verbetering(en) op het vlak van de procedure en verstrekking van hulpmiddelen door gemeenten op de voet op. In zijn brief aan de Tweede Kamer (d.d. 1 april 2019) informeert hij over de vooruitgang en kondigt hij ook al een cliëntenonderzoek aan in januari 2020, om te kijken of alle afspraken en doorgevoerde verbetering ook daadwerkelijk tot het gewenste resultaat leiden.

Uitvoering van afspraken ter verbetering hulpmiddelenbeleid Wmo

Naar aanleiding van de ‘veranderagenda’ om de knelpunten omtrent de Wmo-hulpmiddelen op te lossen, zijn al verschillende acties ondernomen. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft bijvoorbeeld de brochure ‘Toegang tot hulpmiddelen voor mensen met een complexe hulpvraag’ opgesteld, waarin ze tips geeft en aanbevelingen voor alle betrokkenen bij het aanvraagproces. De VNG heeft hiervoor samengewerkt met Dwarslaesie Organisatie Nederland, Spierziekten Nederland, Ieder(in) en NVDG. Zeker wanneer er sprake is van een complexe hulpvraag en/ of één met spoedeisend karakter, zijn een goede samenwerking en communicatie tussen alle betrokkenen bij de aanvraag absoluut noodzakelijk.

Ook heeft de VNG in overleg met het ministerie VWS en in samenwerking met Firevaned en Ieder(in) haar ‘Handreiking inkoop hulpmiddelen’ vernieuwd. Deze handreiking is bedoeld om gemeenten te helpen betere afspraken te maken met leveranciers, zodat een vlotte en correcte afhandeling tussen aanvraag en levering wordt bereikt en de nodige service wordt geboden. Op die manier moeten zorgbehoevenden een doeltreffende(re), snelle(re) en klantgerichte dienstverlening krijgen. Er is in de vernieuwde handreiking ook veel aandacht voor kwaliteit; niet alleen de kwaliteit van de service maar ook van de hulpmiddelen zelf. Ieder(in) is benieuwd of de handreiking bij elke gemeente al bekend is en daadwerkelijk gebruikt wordt wanneer hulpmiddelen worden ingekocht.

Toen vorig jaar de belangrijkste problemen waar mensen tegenaan liepen bij de Wmo op een rijtje werden gezet, was het niet kunnen meenemen van hulpmiddelen bij verhuizingen er één van. Leveranciers hebben inmiddels in een protocol als uitgangspunt geschreven dat hulpmiddelen bij verhuizing overgenomen worden. Een gemeente kan beslissen dat ze dat niet wil, maar het streven is in ieder geval om het wél te doen, omdat dat beter is voor de zorgvragers én bovendien verspilling tegengaat.

Juiste beoordeling van een (complexe) hulpvraag

Voor gemeentelijke Wmo-ambtenaren is het niet altijd even eenvoudig om een juiste beoordeling te maken van de zorg- en ondersteuningsbehoefte van mensen. Vaak ontbreekt het aan deskundigheid, bijvoorbeeld om een ziektebeeld correct in te schatten en te weten wat dit betekent voor de hulpvraag en welke voorzieningen daarbij passen. Dat geldt zeker voor complexe hulpvragen en/of zeldzame aandoeningen. Op die manier ontstaat het risico dat iemand niet het hulpmiddel krijgt dat echt bij hem / haar past (maatwerk). Samenwerking tussen alle betrokkenen, Wmo-consulenten, aanvrager, maar ook (revalidatie)artsen en behandelaren kan er toe bijdragen dat een hulpvraag helemaal correct en op maat van de zorgvrager afgehandeld wordt.

Soms hebben mensen met een complexe, meervoudige en chronische hulpvraag naast Wmo-hulpmiddelen ook hulpmiddelen uit andere domeinen nodig. Zij weten echter niet altijd tot welk ‘loket’ ze zich dan precies moeten wenden. En ook de ‘loketten’ zelf (bijvoorbeeld gemeenten of zorgverzekeraars) weten niet altijd welke instantie dan voor welke zorg / ondersteuning primair verantwoordelijk is. Minister De Jong laat ook verder onderzoeken hoe een domeinoverstijgende zorgvraag beter kan verlopen.

Betere afspraken met leveranciers

Er is ook nog veel winst te behalen bij het inkopen van hulpmiddelen. Gemeenten zijn vooral geneigd aandacht te hebben voor de prijs, maar dat is vaak geen goede strategie met het oog op de kwaliteit. Goedkoop blijkt vaak duurkoop en dat gaat ook op voor hulpmiddelen, zo blijkt in de praktijk. Volgens Ieder(in) is voor een dergelijke kwaliteitsslag echt nodig dat gemeenten vooral aandacht hebben voor hoe bruikbaar een hulpmiddel is voor de mensen die daarop een beroep doen. Ieder(in) pleit er dan ook voor dat lokale belangenbehartigers, het gehandicaptenplatform en patiëntvertegenwoordigers een bijdrage kunnen leveren aan het inkoopbeleid van gemeenten.

Ook interessant